Tijdstip: 06:00
Van Geloof R.K, later Zevendaags Adventist
T.t.v. Militie nr. 9724 wonende te Gulpen, dienstijd gediend in de omgeving van Dortmund (D).
Hij is getrouwd met Maria Cornelia Gossens.
Zij zijn getrouwd op 6 december 1911 te Heer , hij was toen 26 jaar oud.
Erkenning kind Peter Nicolaas, Wylre 02-04-1906 en Ger. Jos. Heer 13-10-1911
Kind(eren):
Was tijdens de geboorte van zijn eerste kind onder dienst in Dortmund.
Daar de dienstijd 5 jaar was, en men met hoogste uitzondering verlof kon krijgen, was Frens niet bij de geboorte van Hub. Hij kon ook niet huwen met Maria, de moeder.
Zijn zoon werden dus niet gewettigd en kregen de naam van de grootvader, Peter Nicolas Gossens.
Bij zijn terugkeer uit het leger is hij dus getrouwd na ongeveer een jaar en heeft hij Hub erkend.
In 1929 heeft hij bij een broederlijke twist in het Oozenbosch te Gulpen zijn broer dood geschoten.
Het OM heeft hiervoor drie jaar cel geeist, echter Frens wordt vrijgesproken omdat er sprake was van noodweer.
Artikel van Limburgsch Dagblad van 13 Maart 1929
De Broedermooorcl in
't Ozenbosch te Gulpen
Een zeer groot gedeelte van de Rechtzifling te Maastricht, nam de broedermoord bij Gulpen in beslag. De 43-jarige koopman F. H. E., thans gedetineerd, werd ten laste gelegd, hij op 7 Januari 1929 zijn broeder Arnold Mathijs Eijkenboom, met een revolverschot, dat hem door het lichaam ging, heeft gedood. Verdachte heeft het doen voorkomen, alsof hij uit noodweer heeft gehandeld. Hij verklaarde dat zij op den bewusten middag beiden met een fiets aan de hand elkaar waren tegen gekomen, dat zijn broeder hem toen heeft bedreigd en op hem heeft geschoten. Hy toonde aan de rechters een lidteeken op zijn rechter pols, waar de kogel was ingegaan. Die kogel zit nog altijd in' zijn arm. Uit noodweer heeft hij toen teruggeschoten met een kleine browning, die hij meestal hij zich droeg, omdat zijn broeder hem telkens bedreigde. De politie wist dat er tusschen beide broeders al lang een zeer gespan- nen verhouding bestond. Van de beide broeders
persoonlijk had de politie nooit last gehad. Verdachte verklaart, dat hij na het schot de revolver heeft weggeworpen, doch de politie die dagen lang naar het wapen heeft gezocht, ook met politiehonden, heeft het wapen niet terug kunnen vinden. Wel werd in de nabijheid van het lijk van den verslagene een ouderwetsche
kleine revolver gevonden, die op de terechtzitting aanwezig is. De schoten moeten op zeer kleinen afstand zijn gelost.
Aan de mouw van den rechterarm van den dader (die aan de pols verwond was) is nog een weinig kruitslijm gevonden. Het indringingsvermogen van de
kleine browning was zeer groot, want de kogel volgens de verklaring van dhr. van Waegening, door niet minder dan 13 weefsels gegaan, vóór ze togen een been was blijven ste- ken. Hoe de zaak zich precies heeft toegedragen, dat zal wel heel moeilijk zijn uit te maken, Verschillende getuigen, welke daar op den bewusten
dag aan het werk waren, komen allen hierin overeen, dat zij plotseling drie scherpe knallen hebben gehoord.
Eerst twee schoten vlak achter elkaar, die denzelfden klank had- don en een paar seconden daarna nog een schot dat iets anders klonk. Heeft nu de dader plotseling
twee schoten op zn'n niets vermoedend slachtoffer afgevuurd, zoodat deze doodleuk werd getroffen, dan moet deze misdaad als „moord" worden beschouwd. Heeft echter de verslagene zyn broeder (zooals deze beweerd) eerst bedreigd en daarna een paar maalop hem geschoten, en hem ééns aan den arm geraakt, terwijl de andere broer daarna een schot loste met doodelijk gevolg, dan kan er tenminste een sprake van noodweer zijn, al is hij dan ook in zijn verdediging te ver gegaan. De doktoren Hulst uit Leiden en Levy uit Maastricht waren van oordeel dat de verslagene, al was hij doodelijk gewond, toch wel had kunnen terug schieten. Toen de getuigen, na de gehoorde schoten gingen kijken wat er gebeurd was, zagen zij Mathijs Eijkenboom op den grond liggen een kleine revolver lag naast hem. De verdachte stond er dicht bij en bloedde eenigszins aan
den pols.
Dij zei tegen de getuigen: „Pas maar op,hij heeft een revolver, kijk eens hoe hij mij heeft geraakt", maar het kwam bij niemand der getuigen op om eens te vragen, wie zijn broeder dan zoo had geraakt, ciïft hij bewusteloos op den grond lag. Toen de politie ter plaatse kwam, had hij nog even geademd.
Getuige F. ('. Baron Schimmelpenninck van der ije, bankdirecteur te Vaals, die in zijn auto langs reed op den weg, heeft in de verte de schoten gehoord en toen hij naderbij kwam zag hij een lichaam op den grond liggen, dat geen teeken van leven meergaf. Hij heeft niet gezien dat verdachte een wapen wegwierp.
De getuige Mathijs Eiekenboom wonende te Ambij, komt, voor zoover het verstaanbaar is met een vreemd verhaal. Hij vertelt, dat zijn broeder Frans onder den invloed stond van een ander persoon, welke dien morgen ook daar in het bosch aanwezig was en onder pressie van ien persoon-heeft hij geschoten. Hij zou de revolver ook wel gauw weten te vinden, als hij daar mocht zoeken.
De verdachte zegt, dat er geen woord van waar is.De vrouw van verdachte komt verklaren dat haar man haar dien middag tegen kwam met het kind, en dat hij haar toen vertelde dat de verslagene hem had geschoten in den arm en dat hij naar den dokter ging om zich te laten verbinden en den kogel er uit te laten halen.
Dat hij zelf zijn broeder had neergeschoten had haar man niet gezegd. Mr. Kneepkens is van oordeel, dat er nu geen behoorlijk requisitoir te geven is.
Hij verzoekt de rechtbank do zaak naar de instructie terug te wijzen. Hiertoe word besloten.
Mr. Tripels vroeg invrijheidstelling van verdachte, dat echter door de rechtbank werd afgewezen.
Franciscus Hubertus Eykenboom | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1911 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Cornelia Gossens |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.