Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands » Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre Graf von Geldern 1229-10.01.1271 (1215-1271)

Persoonlijke gegevens Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre Graf von Geldern 1229-10.01.1271 

Bron 1
  • Alternatieve naam: The Lame
  • Hij is geboren in het jaar 1215.
  • Beroep: graaf Gelderland/Zutphen.
  • Hij is overleden op 10 januari 1271 in Cleves, Germany, hij was toen 56 jaar oud.
  • Hij is begraven in Klooster 's-Gravendaal, Belgium.
  • Een kind van Gerard IV van Gelre en Margaretha van Brabant
  • Deze gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt op 4 december 2022.

Gezin van Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre Graf von Geldern 1229-10.01.1271

(1) Hij is getrouwd met Philippa van Dammartin.

Zij zijn getrouwd rond 1250.


Kind(eren):

  1. Philippa van Gelre  1250-1294 
  2. Margaretha van Gelre  1255-1284 
  3. Hendrik van Gelre  ± 1260-± 1300
  4. Aleidis van Gelre  ± 1265-± 1285 
  5. Agnes van Gelre  ± 1235-???? 


(2) Hij is getrouwd met Margarethe von Kleve.

Zij zijn getrouwd op 24 januari 1240, hij was toen 25 jaar oud.


Kind(eren):

  1. Elisabeth van Gelre  ± 1240-1313
  2. Margarethe van Gelre  ± 1240-± 1264


Notities over Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre Graf von Geldern 1229-10.01.1271

http://www.google.nl/search?q=cache:U9i2jL_BvgMJ:gos.goudviz.nl/graaf_otto.htm+%2B+%2B%22bisschop+van+utrecht%22+%2B1250&hl=nl

Dit is een versie van <http://gos.goudviz.nl/graaf_otto.htm> zoals opgeslagen in het cachegeheugen <http://www.google.com/intl/nl/help/features.html> van G o o g l e op 18 dec 2004 11:04:41 GMT. G o o g l e's cache is de momentopname die we van deze pagina hebben gemaakt toen we het web doorzochten. De pagina kan ondertussen gewijzigd zijn. Klik hier voor de huidige pagina <http://gos.goudviz.nl/graaf_otto.htm> zonder selectie Deze in cache opgeslagen pagina bevat mogelijk koppelingen naar afbeeldingen die niet meer beschikbaar zijn. Klik hier voor de in cache opgeslagen tekst <http://www.google.nl/search?q=cache:U9i2jL_BvgMJ:gos.goudviz.nl/graaf_otto.htm+%2B+%2B%22bisschop+van+utrecht%22+%2B1250&hl=nl&lr=&strip=1>. Gebruik de volgende URL om deze pagina aan je Favorieten toe te voegen of ernaar te linken: http://www.google.com/search?q=cache:U9i2jL_BvgMJ:gos.goudviz.nl/graaf_otto.htm+%2B+%2B%22bisschop+van+utrecht%22+%2B1250&hl=nl  Google heeft geen banden met de auteurs van deze pagina en is niet verantwoordelijk voor de inhoud ervan
Deze zoektermen werden geselecteerd: bisschop van utrecht 1250

GRAAF OTTO
Graaf Otto II, de stedenstichter,
1229-1271
GRAAF OTTO II is een der uitnemendste van de vorsten geweest, die over Gelre en Zutphen hebben geregeerd; in een zeer bewogen tijd wist hij 42 jaar lang zijn landen voortreffelijk te besturen.
Hij is geboren omstreeks 1214, zeker op zijn stamslot Gelder, als zoon van Gerhard IV en Margaretha van Brabant. Toen zijn vader stierf, was hij dus 15 jaar.
Graaf Otto is eerst gehuwd geweest met Margaretha van Kleef en daarna met Philippa de Dammartin, een nicht van de Franse koning.
Otto droeg de bijnaam van "de hinkende" of "met de paardevoet", maar zijn gebrek verhinderde hem niet, dat hij zich overal liet gelden waar lichaamskracht en vaardigheid nodig waren: op de jacht, in vredestijd een voorname bezigheid van vorsten en edelen, of bij steekspelen, die in zijn eeuw zeer geliefd waren, maar ook bij de oorlogen, die tussen de feudale staatjes telkens uitbarstten.
Als jonge man van 20 jaar nam Otto deel aan de vernietigingskrijg tegen de Stedingers, die uitgeroeid moesten worden, omdat ze zich tegen de geestelijkheid hadden verzet! In de 12e en 13e eeuw was in verscheiden streken van West- Europa, in de Nederlanden en in Frankrijk vooral, een steeds groeiend verzet tegen de overheersende macht van de geestelijkheid, en de kerk had de grootste moeite om de ketterse sekten te bestrijden, die dan hier dan daar ontstonden en die vaak
talrijke aanhangers telden. In Frankrijk waren het de Albigenzen, die een leer aanhingen welke in veel opzichten overeen kwam met die van de 16e-eeuwse hervormers, in de Alpendalen van Savoye verzetten de Waldenzen, eveneens voorlopers van de hervorming, zich tegen rooms-katholieke leerstellingen, in Vlaanderen waren verscheiden anti-katholieke sekten, in Luik verzette de bevolking zich herhaaldelijk tegen haar bisschoppen, o.a. tegen het wanbestuur van bisschop Hendrik van Gelre, de broeder van graaf Otto, de Munstersen waren herhaaldelijk in strijd met hun bisschop, de Stellingwervers namen telkens de wapenen op tegen de bisschop van Utrecht, omdat ze vrij wilden zijn als de Friezen.
Door inquisitie, scherpe maatregelen, vervolging, uitroeiing van de bevolking van hele streken is het gelukt, de ketterij te bestrijden, totdat in de 16e eeuw de grote Hervorming de stoot gaf aan het sterkste verzet tegen de kerk en haar leer.
De geschiedenis der "ketterij" is een der droevigste uit de historie der mensheid, met bloed en tranen geschreven. De Stedingers waren een Friese volksstam tussen Eems en Wezer, die zich na vier eeuwen kerstening slecht hadden kunnen schikken onder het gezag van de geestelijkheid; de tienden die de kerk eiste, werden door hen vaak met tegenzin opgebracht en een kleine oorzaak deed de strijd ontbranden. Een priester had op Paasdag een vrouw een kleine penning, die ze daags tevoren aan hem had gegeven en welke gift hij te gering had geacht, in plaats van de heilige ouwel in de mond geduwd; de vrouw hield het geldstuk in de mond tot ze thuis kwam, waar ze het op een doek uitspuwde. Toen haar man de priester, die zijn vrouw had beledigd, neersloeg, werd de hele gemeente in de ban gedaan, omdat ze de dader van de doodslag niet wilde uitleveren. Nu werd de sluimerende oude heidense haat tegen de priesters weer wakker: de Stedingers kwamen allen in verzet, weigerden de tienden aan de bisschop van Bremen, bezetten de oevers van de Wezer met krijgsvolk, spotten met de godsdienst en bedreven volgens de verhalen allerlei onzedelijkheid. Drie bisschoppen, mannen van aanzien, door de Paus gezonden om ze van hun dwalingen te overtuigen, konden bij het opstandige volk niets bereiken. En toen de Stedingers, door Paus en Keizer vervloekt, door de troepen van de bisschop van Bremen niet konden worden ten onder gebracht, werd de kruistocht tegen hen gepredikt: ridders uit Holland, Brabant, Vlaanderen, Kleef en Gelderland trokken op om "in Christus' Naam" een groepje eenvoudige boeren te vernietigen, die hun vrijheid verdedigden tegen machtige geestelijke en wereldlijke heren. Graaf Otto van Gelre en Floris IV van Holland, de hertog van Brabant en de graaf van Kleef namen deel aan de vrome tocht! Maar de Friezen, die niet onder een vorst stonden, voelden grote sympathie voor hun bedreigde stamverwanten en de monniken, die te Appingedam tegen de Stedingers predikten, zagen zich bedreigd en moesten vluchten. Na heftige strijd leden de boeren een verschrikkelijke nederlaag tegen de talrijke en beter bewapende ridders, zesduizend man werd met zwaarden en lansen doorstoken of door de paarden vertrapt, of ze verdronken op de vlucht in de talrijke sloten of in de Wezer. De overlevenden, mannen, vrouwen en kinderen werden het land uitgejaagd en moesten als ballingen in den vreemde zwerven. De overwinnaars keerden huiswaarts, met het strelende bewustzijn, een vrome daad verricht te hebben! Dit was het eerste wapenfeit van de jonge graaf, een feit waarop het toenmalige geslacht trotser was dan wij zouden zijn.
Het overige deel van zijn leven heeft Otto II geheel gewijd aan de zorg voor zijn landen, die hij wel niet tot de grootste, maar toch tot een der meest aanzienlijke der Duitse staatjes heeft gemaakt. Het was een zeer bewogen tijd, waarin hij leefde. In Duitsland en Italië stonden paus en keizer tegenover elkaar, en daarbij ging het om de oude kwestie: de paus achtte zich niet alleen op geestelijk, maar ook op wereldlijk gebied heerser over de hele aarde. Verscheiden keizers hadden zich daartegen verzet; het meest bekend is de strijd van Hendrik IV tegen paus Gregorius VII, die in 1077 te Canossa de keizer drie dagen als boeteling in de sneeuw liet wachten, voor hij hem te woord stond. In graaf Otto's tijd bestreden de beide grote machten van Europa, de wereldlijke en de geestelijke, elkaar wederom en niet alleen met geestelijke wapenen: de sleutelsoldaten van de paus veroverden Zuid-Italië, het koninkrijk van keizer Frederik II, maar werden er door de keizerlijke troepen weer uit verdreven. Door de opvolgende pausen werd de keizer herhaaldelijk met de ban getroffen, het geweldige pauselijke wapen, dat tegenover Frederik eerst zonder duurzaam effect scheen. " Paus Innocenlius was zelfs gedwongen naar Lyon uit te wijken. Daar werd in een kerkvergadering de keizer opnieuw in de ban gedaan, de verzamelde geestelijken keerden hun brandende fakkels en kaarsen om en doofden ze op de vloer: macht van de keizer was uitgeblust; alle Duitse vorsten werden van hun eed aan de keizer ontslagen en uitgenodigd een opvolger te kiezen. De troon, door de machtige Frederik Barbarossa, ruim een halve eeuw tevoren, zo stevig gevestigd, begon te wankelen; de Duitse bisschoppen, die vroeger op de hand van de keizer waren, kozen de landgraaf van Thuringen tot koning, en toen deze spoedig daarna op de Wart burg stierf, viel hun keuze op de jonge Willem II van Holland. Het is waarschijnlijk, dat men eerst het oog had gevestigd op Otto van Gelre, maar die moet het vererend aanbod van de hand hebben gewezen; hij begreep, dat de eer koning en later keizer van het Duitse rijk te zijn, hem niet anders dan zorgen en nadeel zou brengen. Hij moet de pauselijke afgezant op zijn neef Willem van Holland opmerkzaam hebben gemaakt. Graaf Otto steunde de jonge koning met alle macht, opdat hij in Duitsland vaste voet zou krijgen; bij het beleg van Aken, waar Willem gekroond moest worden, hielpen de Geldersen de Hollandse graaf en - elke oorlog verslindt schatten - Otto leende hem 16000 mark zilver aan geld, voor die dagen een grote som. De condities waaronder Willem de lening aanvaardde, waren voor deze zeer eenvoudig en voor Otto heel voordelig: Willem gaf aan Otto de vroeger vrije rijksstad Nijmegen met het Rijk van Nijmegen in onderpand. Zolang de som niet was terugbetaald - en het was te voorzien, dat dit nooit zou gebeuren - mocht de graaf van Gelre zich beschouwen als heer van de stad, burcht en het "Rijk van Nijmegen", alles met de daaronder horende leen- en dienstmannen. Otto aanvaardde in 1248 het schone bezit, hoewel de Nijmegenaren, die bovendien de partij van keizer Frederik aanhingen, de intocht van de Gelderse graaf met tegenzin aanschouwden. Hij moest zelfs zijn pandschap met het zwaard veroveren op een bezetting, die de Staufen trouw bleef. De latere keizers hebben telkens wel geprobeerd, het rijksgoed terug te winnen, maar zonder succes. Graaf Otto, die een zeer verstandig man was, waarborgde de Nijmegenaren hun oude rechten en voorrechten en de stad schikte zich in de nieuwe toestand. Als oude rijksstad bekleedde Nijmegen de eerste rang onder de vier hoofdsteden van Gelre en de graven en hertogen hebben haar met onderscheiding behandeld. Graaf Otto woonde graag te Nijmegen; herhaaldelijk had hij zijn residentie op het Valkhof, dat in 1155 door Frederik Barbarossa uit de puinhopen, waarin de Noormannen en Lotharingers deze burcht van Karel de Grote hadden veranderd, heerlijk was opgebouwd.
In Nijmegen stichtte Otto de Sint-Stevenskerk, nadat hij de hoofdkerk van de stad, die buiten de poorten stond, en daardoor in oorlogstijd niet veilig was te bereiken, had laten afbreken. In 1250 werd met de bouw begonnen en, een bewijs, van het langzame ontstaan van een middeleeuws bouwwerk, eerst in 1272 is de kerk geconsacreerd; pas 200 jaar later, in 1476 was ze geheel voltooid. (Tijdens de tweede wereldoorlog, in het laatst van februari 1944, werd het schone bouwwerk verwoest: het werd door bommen getroffen. Zeven eeuwen was het de trots van de oude rijksstad geweest, bij talrijke belegeringen was het gespaard, maar, in de vreselijkste oorlog van alle tijden, is het met zovele andere kerken ondergegaan. Nu wordt de kerk weer in oude luister opgebouwd.)
Graaf Otto heeft Gelre, behalve met Nijmegen, met verscheiden delen vergroot: hij kocht de heerlijkheid Kriekenbeck van de graven van Mark, Groenlo van de heer van Borculo, waarbij uitdrukkelijk werd bedongen, dat alle misdadigers, zolang ze op "de naaste berg" vertoefden, niet "vangbaar" zouden zijn, maar wel zodra ze die plaats verlieten; van de heer Herman van Lohn verwierf hij Bredevoort: deze droeg de helft van zijn huis en heerlijkheid op aan graaf Otto, om het in leen weer terug te ontvangen; door de vage bewoordingen van de akte van overdracht zijn naderhand veel onaangenaamheden ontstaan; de twisten tussen Gelre en Munster vinden hier waarschijnlijk een oorzaak; ook in de Betuwe rondde Otto zijn bezittingen af: de landen tussen Beesd en Leerdam, tussen Lek en Linge wist hij bij Gelre te voegen.
Wanneer het nodig was, verdedigde Otto zijn belangen met de wapenen. Toen de oom, en voogd van de minderjarige Floris V, in een steekspel om het leven kwam en de hertog van Brabant, die als familielid de voogdij wilde uitoefenen, door eigen onbekwaamheid en door de overmoed van zijn hovelingen het land moest ruimen, werd Otto door de Hollanders uitgenodigd, hun graafschap als voogd van Floris te besturen. Diens tante Aleida was daar niet op gesteld, zijzelf wenste voogdes te zijn en ze verzamelde in Zeeland een flink leger en een vloot, maar bij Reimerswaal werd ze door Otto verslagen: een van de talloze oorlogjes tussen de middeleeuwse vorsten. Otto van Gelre werd daarop als voogd erkend en hij heeft deze functie tot genoegen der Hollanders vervuld tot aan de meerderjarigeheid van graaf Floris.
Voor het nageslacht is Otto het belangrijkst als stedenstichter; zijn grootvader was hem al voorgegaan, toen hij in 1190 Zutphen stadsrechten verleende. Zijn kleinzoon, Otto II, begreep, dat er een nieuwe tijd aanbrak, waarin niet alleen de adel betekenis had, maar de burgerij van de opbloeiend, zouden een rol spelen. Hij schonk een hele rij van plaatsen de stedelijke vrijheid: Harderwijk, Emmerik, Gent (aan de Rijn tegenover Arnhem), Arnhem, Elburg, Lochem, Wageningen, Groenlo, Doesburg, Doetinchem, Roermond, Goch en Gelre. Hij beschouwde zelf de rechten, die hij aan de steden verleende, als heilige beloften. In zijn laatste levensjaren had hij geschillen met Zutphen, die zelfs zo hoog opliepen, dat hij de tolvrijheid, welke hij aan Zutphense burgers had verleend, introk. Op zijn sterfbed had hij echter berouw over zijn onrechtvaardige daad en beloofde het onrecht te herstellen, maar de dood verhinderde zijn voornemen, dat echter door zijn zoon,ten uitvoer werd gebracht.
Opmerkelijk is de rol van vredestichter, die hij in zijn lange regering telkens heeft gespeeld.Onder de vorsten, die aan paus en keizer bij hun twisten een brief ter verzoening zonden, behoorde ook Otto II van Gelre. In een oorlog tussen Holland en Vlaanderen trad hij op als bemiddelaar. Toen de graaf van Kleef in oorlog kwam met de bisschop van Keulen, was het weer Otto die de vrede tot stand bracht.
Na de noodlottige dood van graaf Willem II zouden verwarring, burgeroorlog en regeringsloosheid, die een ogenblik schenen te zullen verdwijnen, opnieuw Duitsland teisteren. Het is de grote verdienste van Otto II, dat hij het verbond van rijke koopsteden langs de Rijn, waarvan Mainz en Keulen de meeste invloed hadden, heeft gesteund wat hij kon. En steun was wel nodig, want zelfs de macht van deze meer dan honderd steden was niet in staat om de roverijen te beteugelen van de ridders, die de rivieren en wegen in de Rijnstreek van Bazel tot Keulen onveilig maakten. Geen handelaar kon ongehinderd zijn goederen of geld door die streek voeren; hij moest vrezen voor gevangenneming, berovingen en afpersingen; op zijn minst moest hij op zware tollen rekenen; nu nog ziet men langs de Rijn ruïnes van roofburchten, al zullen de kastelen wel niet alle door rovers zijn bewoond.
Voor de veiligheid van kooplieden en reizigers bewerkten Otto II, zijn zwager Willem van Gulik, zijn neef de graaf van Kleef, de bisschop van Utrecht, de gravin van Bergh, de aartsbisschop van Keulen en veel steden en edelen in 1259 de grote landvrede, "ter ere van God, van de Kerk, van het Rijk en van de Rooms-Koning, en tot hun aller zekerheid". De kooplieden en reizigers zouden vreedzaam en veilig door hun landen mogen trekken, natuurlijk onder betaling van behoorlijke tollen en weggelden. Elke heer zou geschikte lieden benoemen, die alle klachten over vredebreuk moesten onderzoeken, waarna de landsheer zou zorgen, dat de schade vergoed zou worden. Was hij niet machtig genoeg, dan zouden de bondgenoten helpen. Was hij onwillig, dan zou bij door de bondgenoten worden gedwongen zijn afspraak na te komen.
Dat dit verbond tenslotte niet uitwerkte wat men ervan verwachtte, doet niets af aan de goede bedoeling.
Na een roemrijke 42-jarige regering is graaf Otto gestorven; hij is begraven in het klooster 's-Gravendaal bij Goch, dat hij zelf had laten bouwen voor adellijke cisterciënser nonnen. Hij heeft het rijk begiftigd, evenals vele zijner opvolgers. Toen in 1807 de kerk werd afgebroken, nadat even tevoren het klooster was opgeheven, is zijn stoffelijk overschot met dat van de andere Gelderse vorsten naar Arnhem overgebracht en daar begraven. (Dit werd me in 1933 door de toenmalige Archivaris van Goch gemeld; de tegenwoordige archivaris wist er niets van, en ook te Arnhem is het niet bekend.)
Het klooster 's-Gravendaal moet een groots geheel zijn geweest; een deel van de kerk staat er nog, met een landhuis, landbouwschuren, de verdedigingsmuren aan de binnenzijden van de gracht, de machtige poort. In de boomgaard naast wat er nog rest van de kerk staat graaf Otto
s graftombe, blootgesteld aan weer en wind. De hardstenen zerk, die gedragen wordt door zes leeuwen, is voor enige jaren doormidden gebroken, doch door de tegenwoordige eigenaar van het vroegere klooster weer hersteld.
Maar door hem, die de Gelderse geschiedenis lief heeft, wordt de naam van graaf Otto in hoge ere gehouden; door een tijdgenoot wordt hij genoemd "de edelste vorst uit de Germaanse landen". Dr. H. Verbeek, die een dissertatie aan hem wijdde, zei van hem: "In alles was hij een dapper ridder, een trouw zoon van de kerk, een verziend, verstandig staatsman. In stormachtige tijden is het hem gelukt niet slechts het geërfde bezit te handhaven, maar ook aanzienlijk te vergroten, zijn vorstelijke macht te ontwikkelen en daarbij het welzijn zijner onderdanen op elke wijze te bevorderen. Niet zonder reden klinkt zijn roem in de historische overlevering van zijn tijd."
Uitgave:
Graaf Otto Stam
Apeldoorn
1986

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre Graf von Geldern 1229-10.01.1271?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre Graf von Geldern 1229-10.01.1271

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre

Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre
1215-1271

(1) ± 1250
Hendrik van Gelre
± 1260-± 1300
Aleidis van Gelre
± 1265-± 1285
Agnes van Gelre
± 1235-????
(2) 1240
Margarethe van Gelre
± 1240-± 1264

Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

Bronnen

  1. bright.ged, Brower, Maitland Dirk

Historische gebeurtenissen



Dezelfde geboorte/sterftedag

Bron: Wikipedia


Over de familienaam Gelre

  • Bekijk de informatie die Genealogie Online heeft over de familienaam Gelre.
  • Bekijk de informatie die Open Archieven heeft over Gelre.
  • Bekijk in het Wie (onder)zoekt wie? register wie de familienaam Gelre (onder)zoekt.

Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Richard Remmé, "Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-richard-remme/I50261.php : benaderd 18 april 2024), "Otto II 'de lamme' graaf v Zutphen van Gelre Graf von Geldern 1229-10.01.1271 (1215-1271)".