Hij is getrouwd met Maria van Herlaer.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
Heer van Cruijningen en Woensdrecht.
Hij compareerdein Mei 1263 reeds als ridder (Juten 2). Hij schijnt met zijn broeder Wouter II de bezittingen van hun vader Godfried gemeenschappelijk te hebben geërfd. Op 30 October 1271 getuigden de broeders bij de huwelijksovereenkomst van Henricus de Lecke, en Jutte v. Borselen (vgl. Ned. Leeuw 1927 p. 247). Te Utrecht traden de 2 heren van Cruijningen op 18 Maart 1277 als getuigen op, in verband met een overeenkomst der gebroeders van Cattendijk met de abdij van Ter
Duinen (Oork. Fremery) .
De 27ste November 1283 bezegelden de 2 broeders de oorkonde waarin Witto van Valkenisse aan de abdij van Afflighem
tolvrijheid op de Westerschelde verleende (Oork. v. d. Bergh). Heer Hugo wordt nog als getuige vermeld in Februari 1287, 15 Maart 1288 (samen met zijn broeder Wouter II i.v.m. de verkoop van de visrechten onder Oosthincline) en 6 Sept. 1289 (aldus Fremery). Voor ‘t laatst vindt men hem vermeld op 7 Mei 1293, als getuige bij de vrede met de bisschop van Utrecht (Oork. v. d. Bergh).
In December 1270 is er sprake van zijn echtgenote Maria (Bijdr. Hist. Genootsch. 1926, no 47, p. 220).
Smallegange noemde haar van Herlaer, bewijzen daarvoor zijn er nog niet.