Genealogie Gomes » Meijert Cornelisz Boon (1764-1843)

Persoonlijke gegevens Meijert Cornelisz Boon 

  • Hij werd gedoopt op 12 augustus 1764 in De Koog (Texel, NH).Bron 1
    Doopgetuige: Trijntje Pieters Boon
    Texelse Geslachten I, pag 28 vermeld doop in De Waal
  • Beroep: boerenbedrijf (1815); boer (1830).
  • Eigendom: brief 18 okt 1817.
  • Hij is overleden op 7 januari 1843 in Oosterend (Texel, NH).Bronnen 2, 3
    Hij is overleden om 06.00u; aangifte overl op 7 jan 1843 door Jacob Jacobsz Eelman, 45 jaar, boer, schoonzoon van de overledene, wonende in de polder Operen en Willem Bispinck, 37 jaar, timmerman, wonende in Den Burg
  • Een kind van Cornelis Pietersz Boon en Fijtje Jans Bremer
  • Deze gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt op 22 november 2023.

Gezin van Meijert Cornelisz Boon

(1) Hij is getrouwd met Pietertje Cornelis Burger.

Zij zijn op 18 september 1792 te Texel in ondertrouw gegaan.Bronnen 4, 5

Zij zijn getrouwd in het jaar 1792 te Texel.


Kind(eren):



(2) Hij is getrouwd met Martje Jans Bruijn.

Zij zijn op 18 juni 1801 te Texel in ondertrouw gegaan.Bron 5

Zij zijn getrouwd in het jaar 1801 te Texel.


Kind(eren):

  1. Fijtje Boon  1802-????
  2. Feijtje Boon  1803-1887 
  3. Jan Boon  1806-1829
  4. Wijntje Boon  1810-1879 


Notities over Meijert Cornelisz Boon

1790: Meijert Cornelisz. Boon komt met zijn vrouw Martje Bruin wonen op De Kwelders.

1807: Meijert en zijn gezin verhuizen van hofstede De Kwelders naar Den Hoorn.
---
Biografisch Woordenboek der Nederlanden, deel 2, pag 875 en 876 door A.J. van der Aa

BOON (Meijert Cornelisz.) geboren op het eiland Texel, den 12den Augustus 1764, Veefokker aan den Hoorn, vroeger Zeeman, verdient om edele zelfopoffering eene plaats in dit Woordenboek.
In den nacht tusschen den 27sten en 28sten September 1817, strandde achter het Westeinde van Texel een Engelsch schoonerschip, bemand met vijf koppen. In den morgenstond ontdekte men het te midden der branding, vreeslijk stootende en slingerende, terwijl sloep en boot waren verbrijzeld. Er was, bij het wassend water, geen mogelijkheid om van het strand de schipbreukelingen, die in het want zaten, te hulp te komen. Men besloot, het eenig voorhanden zijnde vaartuig tot redding van schipbreukelingen geschikt, anderhalf uur ver, bij het dorp de Koog op het strand staande, van daar te halen, ten einde met vallend water de landing te beproeven. - Ongelukkig wachtteden twee der schipbreulingen, de Stuurman en de jongen, de hulp niet af, sprongen, zich op hunne vlugheid in het zwemmen verlatende, in zee, en verloren in de branding het leven. Ook de overigen zag men toestel maken om het schip te verlaten. Men trachtte hen hiervan te wederhouden door te beduiden, dat de hulp reeds op weg was, zoo als dan ook boven vermeld reddingsvaartuig dadelijk op eenen wagen langs het strand werd aangevoerd; evenwel sprong nog een man in zee, waarop nu M. Langeveld Junior, zoon van den Strandvonder, en Boon, dit ziende, te paard tegen de hooggaande zee inreden, zoo ver dat zij daardoor overdekt en hunne paarden van den grond geheven en driftig werden. De edelmoedige poging tot redding van den reeds geheel uitgeputten en krachteloozen drenkeling zou evenwel vruchteloos geweest en deze zeer zeker, even als zijne twee ongelukkige kameraden, in de golven omgekomen zijn, had niet Boon het hoogstgevaarlijk besluit genomen, om te midden der branding zijn paard te verlaten, en, tegen den verbolgene zee in, naar den met den dood worstelenden zeeman te zwemmen, en dezen te vatten. Op dat zelfde oogenblik werden zij beide door de branding overdekt, medegevoerd en als daarin begraven, zoodat men van het strand hen reeds als verloren beschouwde; dan de moed van Boon zegevierde, daar het hem, na ongeloofelijken arbeid tegen de zoo gevaarlijke zoeking en landzee, gelukte, al zwemmende met den bijna levenloozen zeeman het vaste strand te bereiken, alwaar hij zijnen moed en zijne deugd beloond zag door den vurigen dank van zijnen evenmensch, dien hij aan een gewissen dood onttogen had. De Kapitein en de matroos werden met de reddingsboot van boord gehaald.
Boon overleed den 7den Januarij 1843.

Meyert kreeg een prijs van het Nut:
Brief Burgemeester van Texel 27-10-1817
Hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van het Algemeen
Dat M.C. Boon, conform wat in de Amsterdamsche Courant van den 10 October is geplaatst, niet alleen een ongelukkigen schipbreukeling het leven gered, maar ook zijn eigen leven in het uiterste gevaar gesteld te hebben.
---
Notaris Beets 1814
N 234 8-12-1814 Meijert Cornelisz Boon, den Hoorn, comparerende in naam van Marretje Jans Bruin, zijne hv en van Klaas Jansz Bruin, BG- zijnde dezen Zuster en Broeder van halven bedde, doch beiden kinderen van wijlen Jan Klaasz Bruin, Warmoesstraat N 315, BG-
Inventaris met vee 559.13.- Verder huis en landerijen
Bron: Irene Maas
---
Notaris Beets 1815-1816
N 277
In den Jare 1815, den 22 February, des namiddags ten 2 Uren, heb ik Simon Theodorus Beets, openbaar Notaris in de residentie van Texel, geadsisteerd met de hierna genoemde getuigen, die deze met mij Notaris onderteekend hebben;
Ten verzoeke van Meijert Cornelisz Boon, doende Boerenbedrijf, en Marretje Jans Bruin, zijne huisvrouw, wonende aan den Hoorn, binnen de gemeente van Texel voornoemt: zijnde zij Marretje Jans Bruin ten dezen door haren gemelde man geadsisteerd en door hem tot het aangaan en passeren dezes geautoriseerd; mitsgaders Klaas Jansz Bruin, mede doende Boerenbedrijf, wonende aan den Burg, binnen de gemelde gemeente: zijnde de voornoemde Marretje Jans Bruin en Klaas Jansz Bruin Zuster en Broeder van halven bedde, mitsgaders eenige Erfgenamen ab intestato van nu wijlen Jan Klaasz Bruin, hunnen Vader, op den 27-11-1814 overleden; en voorts de gemelde Klaas Jansz Bruin almede eenige en algehele Erfgenaam ab intestato van wijlen zijne Moeder Neeltje Klaas Bakker, bereids eerder, en wel in den jare 1812, overleden-
Mij vervoegd ten huize van Arien Nieuwenhuizen, kastelein in de Herberg het Wapen van Amsterdam, staande aan het Oosterend voornoemt, om de hierna te meldene perceelen publiek te verkoopen; als hebbende de gemelde Requiranten te kennen gegeven bij aangeplakte billieten te hebben doen bekend maken, dat heden namiddag ten 2 Uren, zouden worden verkocht
1 Een stuk land in den polder Oosterend genaamt de Fan
2 Een stuk land als voren genaamt Mietkoog
Welke beide stukken land de verkoopers verklaren gemeenen boedel van den voornoemden Jan Klaasz Bruin en zijne laatst overledene huisvrouw Neeltje Klaas Bakker hebben toebehoort, als bij de laatstgenoemde geerfd zijnde van hare, reeds voor vele jaren, overleden Ouders.
En vervolgens bij permissie billiet door den Heer Willem Romans, als Regulator der belasting op het Regt der Successie binnen de gemeente van Texel, den 31 December des vorigen jaars afgegeven, aan mij Notaris doen blijken dat de boedel en nalatenschap van Jan Klaasz Bruin onder de daarbij belanghebbenden kan worden gescheiden en verdeeld.
Conditien en voorwaarden
Verkocht 1 aan Klaas Isbrandsz Brouwer voor 430 guldens 2 aan Klaas Gouwkes voor 70.-

N 297 28-2-1815 ten verzoeke van Meijert Cornelisz Boon, Boerenbedrijf, en Marretje Jans Bruin, zijne hv, den Hoorn- mitsgaders Klaas Jansz Bruin, zuster en broeder van halven bedde, erfgenamen van Jan Klaasz Bruin, ov 27-11-1814. Klaas almede eenige Erfgenaam van zijn moeder Neeltje Klaas Bakker, ov 1812-
Verkoop ten huize van Dirk Kikkert, kastelein in de herberg de Vergulde Kikkert, BG, van huis en land.
1 Huis, erve en tuin in de Warmoes-straat, ten o het erf van het vervallen huis van Albert Ran en w Hendrik Reijersz Dijt, gekocht in 1798-
2 Huis, erve en boetje in de Warmoes-straat belend ten o en w Rijer Hendriksz Dijt. Gekocht in 1776.
3 Schuurtje en erf in de Warmoes-straat ten o Cornelis Bruin, ten w Jan Kleun Machielsz- 1788
4 Schapenboe met land in de Hal en Wiedegeest-
En 5 stukken land
Bron: Irene Maas
---
Amst. 18 October 1817
Den WelEd.Gestr. Heer Reinbach op Texel
Weledele Gestrenge Heer!
Hoofdbestuurders der Maatschappij Tot nut van 't Algemeen, in de Amsterdamsche Courant van den 10e October N 239 l.l. gezien hebbende het daar in geplaatste verhaal van de redding eens schipbreukeling, zoo ver de poging daartoe betreft, door M. Langeveld, en M.C. Boon, en ten aanzien van de redding zelve, door laatstgemelden, hebben vermeend dat dit bedryf, volkomen valt in de bepaling der Maatschappy, om, als eene edelmoedige daad bekroond te worden.
Daar nu, volgens de bepalingen der Wetten van de Maatschappy tot de bevestiging der opgave van zoodanige gevallen, op plaatsen alwaar geen Departement der Maatschappy bestaat, verzocht worde, de verklaring deswege, van een plaatselyke Authoriteit, is het, op last van Hoofdbestuurders voorn. dat ik de vryheid neme UWelEd.Gestr. te verzoeken, in uwe hoedanigheid, my te willen berigten, of het gestelde in bovengenoemde Courant, ten aanzien der daar by genoemde Personen, der Waarheid conform is? terwyl, ingevalle hieromtrent nog andere, niet vermelde byzonderheden, mogten hebben plaats gehd, het ons ten uitersten aangenaam zoude zyn, zulks tevens te vermelden.
In de hope van hierop, met eenig antwoord van UWelEd.Gestr. vereerd te worden, heb ik de eere my, met hoogachting te teekenen,
Van UWelEd.Gestr. de gehoorzame dienaar
Hendr: Ravekes
Algemeen Secretaris der Maatsch. Tot nut van 't Algemeen

27-10-1817 Hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van het Algemeen
Dat M.C. Boon, conform wat in de Amsterdamsche Courant van den 10 October is geplaatst, niet alleen een ongelukkigen schipbreukeling het leven gered, maar ook zijn eigen leven in het uiterste gevaar gesteld te hebben.
Bron: Irene Maas
---
8-9-1820 Gouverneur, ongezegeld stuk van Meyert C. Boon van den Hoorn
Dat, daar anders nimmer eenig verzoek betreffende de Domeinen in handen van het plaatselijk Bestuur wordt gesteld, op dit ook, als zoodanig, zoo min met de belangen van dezelve, als met die der Pachters, bekend is [is de Burgemeester onbevoegd] behoort bij het Bestuur der Domeinen thuis.
Bron: Irene Maas
---
Vergadering Gemeenteraad den 6 December 1820

Adres van Meyert Cornelisz Boon inhoudende onderscheidene bezwaren tegen het generaal Reglement waarnaar voortaan de Vee-Schutters binnen deze Gemeente zich zullen hebben te gedragen- (vide Missive N 3)

Brief N 3 van 14 bladzijden aan Heer Staadsraad Gouverneur van NH 6-12-1820
Rekest Meijert C. Boon, die heeft volgens Burgemeester en Raad geen reden tot klagen, is in dienst van de pachter, zijn broer of eigenlijk zijn neef C.C. Boon. Hij is geen onderhuurder maar administrateur sinds 1-1-1815 en de reglementen waren hem bekend-

[Meijert Boon had een broer Cornelis Boon (1763-1826) uit de Koog, die had een zoon Cornelis (1790-1862). De broer was getrouwd met Martje Aries Spigt, 9 kinderen. Later met Geertje Pieters Zaatman.
De zoon had als echtgenote Cornelisje Reijers Koning (1791-1868) uit Oosterend, 8 kinderen. Beide Cornelissen woonden niet in de buurt van de duinen van Den Hoorn, wat verklaart dat Meijert zich daarmee moest bemoeien].

Alvorens tot een Stuksgewyze ontleding van dit zoo veel bevattende, doch weinig zamenhangende geschrift overtegaan, achter wy het niet ongepast een paar algemeene aanmerkingen te laten voorafgaan; op welke wy vervolgens by de behandeling van des briefs schryver onderscheidene assortien, zullen kunnen verwyzen, in die wy derhalve verzoeken, dat by Uwe Ex, in de beoordeeling van 'S mans veelvuldige bezwaren, steeds zullen worden in het oog gehouden.-
Onze eerste algemeene aanmerking dan betreft den persoon van den Klager zelve-
Niet dat wy het Zedelyk of Burgerlyk karakter of gedrag van dezen zouden willen attaqueren (schoon hy anders veellicht niet geheel zoude zyn vrytepleiten van eene in alles doorstralende Zucht om de heilzaamste en met de beste bedoelingen daargestelde inrigtingen tegentewerken) maar wy vragen alleen: Is Meyert Cornelisz Boon ten dezen bevoegd om te klagen? En wy oordeelen volstrekt neen. Immers de man legt by zyn
geschrift zelf de duinen by den Hoorn voor den Pachter der Domein-gronden te administreren; dus is hy knecht van den Pachter en niets meer.-
En of nu al deze laatste zyn Broeder ware, gelyk hy al verder voorgeeft (dog ten onregte, wyl niet deze, maar diens zoon Cornelis Cornelisz Boon de Jonge, den eigenlyke Pachter is) zoude dit nog niets ter Zake doen; de betrekking van bloedverwantschap komt, ons inziens, hier in geene deele in aanmerking, en dus zoude, indien er al redenen tot klagte waren, in alle gevallen de Pachter zelve die moeten inbrengen.-
Wij weten wel, dat, volgens de Conditien, waarop deze duingronden indertyd zyn verpacht geworden, den Pachter was vrygelaten deze gronden aan anderen overtedoen; doch dan werd er eene Schriftelyke toestemming voor den Rentmeester der Domeinen vereischt.-
Zodanige overdragt derhalve, mag men billyk veronderstellen, dat er niet bestaat; want dan toch konde de man met geene mogelykheid ten aanzien van den primitieven Pachter in erreur zyn, behalve dat ook de adressant zelf zich niet de Kwaliteit van onder-huurder, maar blotelyk die van administrateur adscribeert.-
Onze tweede algemeene aanmerking is deze: Dat, al ware het, dat de addressant zelve, direct of indirect, pachter dezer gronden was, of dat (hetgeen op hetzelfde neerkomt) de eigenlyke pachter zich had aangemeld, dat nog geene dezer klagten, onzes inziens, immer zouden kunnen worden geadmitteerd, voor zoo verre die, namelyk, betreffende bepalingen zoals voorkomende in het generaal reglement voor de Veeschutters op Texel, zoodanig dat, op den 15 April dezes Jaars, door ons in ontworpen en op den 20 July daaraanvolgende, door HEGA de H Gs van NH geapprobeerd; daar toch, behelve het onvoegzame dat er in zoude gelegen zyn, om eenmaal wettig en met inachtneming der vereischte formaliteiten gearresteerde Keuren, Ordonnantien of Reglementen, telkens op de Klagten van één enkel individu, wederom opnieuw tot een onderwerp van beraadslaging te maken.- in het onderhavig geval nog bovendien in aanmerking komt, dat geene der bepalingen van dit nieuwe Reglement, voor de houder van Schapen in de Duinen meer bezwaarende zyn dan die welke voorkwamen in dat waaruit wy hebben geput en het welk sedert een reeks van Jaren en tot op het oogenblik der invoering van het thans bestaande Reglement in werking is geweest, dat gevolgelyk de door den adressant men zoo veel heftigheid geattaqueerde bepalingen en effect zyn dezelfde, als die welke den tegenwoordige Pachter dier gronden, op het oogenblik dat hy die betrekking verkreeg (dat is 1 January 1815) reeds bekend waren, of althans konden, ja moesten zyn; en dat alzoo ook men oordeele, het ten deze te geven berigt, zoo wel als onze Consideratien, zich blootelyk kunnen bepalen tot de afwykingen van het meergezegde Reglement, en wel bepaaldelyk tot de vexatien die deze of gene zich, ten nadeele van den Adressant zoude mogen veroorloofd hebben.
En als nu tot eene meer bepaalde behandeling der onderscheidene punten van bezwaar overgaande, zoo zullen wy verder den gang van het geschrift zelve volgen, en telkens ons berigt en Consideratie te zamen voegen.
De Reclamant, die, blykens den aanhef zyner Memorie, voorgenomen heeft Uwe Excellentie intelichten omtrent den aard en de inrichting der veeschutters op Texel,- poseert al dadelyk eene onwaarheid met te zeggen dat het veeschutten veelal onderling publiek (eene in het oog vallende tegenstrydigheid!) aan de meest biedenden wordt aanbesteed; daarby Art 17 van het Reglement integendeel wordt bepaald: Dat het besteden van het Schutampt niet aan den meest biedenden zal moge geschieden, gelyk het dan ook in den Polder den Hoorn niet aan den meestbiedenden gegund, maar aan een der meest geboden hebbende, Conform het Reglement is opgedragen geworden.
Indien dus ook al hier of daar inbreuk op het Reglement mogt gemaakt zyn, in den Polder den Hoorn is dit althans het geval niet en dus des addressants aanmerking geheel ongegrond.
“Zoodanige Aannemer” zegt de adressant als mede
110 op een fautieven grond voortgaande, heeft het regt om de bij het Reglement bepaalde Schutgelden te vorderen, even als of men dat regt verpachtte, het gene echter het geval niet is, of althans, volgens het aangehaalde artikel van het Reglement niet zijn mogen.-
Vervolgens zegt de Adressant, dat hij zich bijzonder bezwaard acht over het dubbeld schutgeld, 't welk men van zijn vee vordert; en wel (NB) vooreerst omdat zijn vee de helft meer betaald dan dat van een ander. En het is ook bij deze gelegenheid, dat hij zich sterk beklaagt, dat de Landen aan duin gelegen niet behoorlijk beheind, noch van Hekken of Heuling voorzien zijn; waaruit hij afleidt, dat het aan niemand dan aan de Land Eigenaars of Bruikers zelven kan geweten worden dat zijn vee uit Duin op hun Land komt.-
Doch wij moeten hier op aanmerken: voor eerst, dat zoo al, gelijk de Adressant hier poseert, de Slooten digt leggen, dit even zeer, aan hem zelven dan aan de Eigenaars of Bruikers der aan Duin gelegen landen te impateren is; daar toch niets hem libereert van de verpligting om ook het zijnde bijtedragen om de slooten zuiver te houden, maar hij zelfs integendeel, volgens Art. 4 der verpachte Conditien, daar zelve gehouden is;-
en, ten anderen, dat het ons voorkomt, dat de Adressant hieromtrent van een geheel verkeerd punt uitgaat, alzoo het ons dan en uit den aard der zake, en uit den geest en de letter der bepalingen van het Schut reglement, blijkbaar toeschijnt, dat alle vee, waarook om Schutbaar te zijn, niet behoeft te wezen in het land van een ander, maar slechts buiten het land van den eigenaar; welk Principe, eenmaal aangenomen zijnde (zoo als het ons voorkomt aan geene gegronde tegenspraak onderhevig te zijn) dan ook van zelven medebrengt, dat geen veehouder verder of anders tot het omheinen zijner gronden kan worden verpligt dan voor zoo ver hij zelf zulks noodig acht, ter voorkoming dat zijn vee niet buiten zijn land gerake en alzoo Schutbaar worde. Verkiest deze meer te doen, en zijn eigen land, voor anders te duchten schade, door het Vee zijner naburen te veroorzaken, zoo veel mogelijk, in veiligheid te stellen, dit is geheel zijne zaak; eigenbelang moge hem tot meerdere beveiliging noopen, doch zijne naburen kunnen hem daartoe niet verpligten; en, schoon het waar kan zyn, dat een eigenaar of bruiker van aan Duin gelegen landen het aan zich zelven te wijten hebbe, indien hij, door ongenoegzame omheining zijner landen daartoe aanleiding gevende, van het in de duinen geweid wordende vee nadeel lijde; zonder, wegens zoodanige toegebragte schade, eenige actie tot vergoeding van dezelve te kunnen formeren, blijft het nochtans, altoos eene nog veel minder betwistbare, waarheid, dat de mindere voorzorg of achteloosheid van derden, in geen geval den Schutter in deszelfs goed regt kan verkorten; als welke, naar het ons voorkomt, volkomen vryheid heeft om te Schutten zoo dra hy het vee slechts vindt buiten het Land van den Eigenaar.-
Eene tweede reden om welke de Adressant zich door het dubbeld Schutgeld bezwaard vindt, zegt hy daarin te bestaan, daar deszelfs vee op zyn eigen grond bekeurd wordt; alzoo een Boer willekeurig van deze gronden een Stuk had afgenomen en aan zyne Landen getrokken, op welke der Adressants vee van tyd tot tyd was gekomen, en bekeurd geworden-
Behalve dat wy niet inzien het verband, dat er zoude kunnen plaats hebben tusschen het dubbeld Schutgeld en dit eigendunkelyk bruijken van 'S Ryksgronden,- moeten wy, omtrent dit bezwaar, nog aanmerken, dat het ons voorkomt, dat hetzelve in geen geval tegen ons kan gerigt zyn; daar toch het beheer over's Rijks Domeinen niet aan ons is, maar aan een geheel ander Bestuur, is gedemandeerd, en gevolgelyk ook het voorkomen of tegengaan van willekeurige toeëigening van 'S Ryksgronden in generlei opzicht kan geacht worden te zyn van onzen Competentie.
Intusschen twyffelen wy ook zeer, of er in dezen wel eenige grond tot klagte bestaat, dan dat eerste artikel der verpacht Conditie, uitdrukkelyk behelst dat het den verhuurder (dat is de rentmeester der Domeinen) zoude vrystaan, ten alle tyde van deze woeste gronden aftenemen en te Cultiveren, of door anderen te doen cultiveren; Hieruit alleen blykt het, dat het zy dan dat de door den adressant bedoelde boer met of zonder voorkennis en permissie van het Bestuur de Domeinen is te werk gegaan, in alle gevallen, de Pachter dezer gronden op het thans bestaande geval wel is voorbereid geworden!
De Derde reden door den Adressant geallegueerd vindt hy daarin, dat zyne eigene Rammen op zyn eigen grond bekeurd worden; en hy beklaagt zich alzoo zeer, dat hem zelfs het regt betwist wordt om op zyn eigen gepachte grond zyn eigen vee naar verkiezing te houden.
Ook dit bezwaar is geheel ongefundeerd, daar de Pachter der Domeinen, of zy die Schaapvee in dezelve weiden, niet by uitzondering, maar slechts gelykelyk met alle andere veehouders op Texel, volgens Art 1 van het Reglement aan zoodanige allernoodzakelykste bepalingen onderworpen zyn!
Het verbod om volstrekt geen Rammen in de Duinen te mogen houden, daar alleen lammeren (Rammen zynde) tot den 25e July van ieder Jaar, zoodanig dit by de verpachtings condituen dezer gronden voorkomt heeft de Adressant blykbaar niet op het oog, en zou dan ook, onzes inziens, in geenen deele tot zyn voordeel kunnen worden geallegueerd.
Even min is het voorbeeld gepast getrokken uit hetgene plaats heeft bij de andere pachters der Domeingronden op Texel om dat daar uit hoofde van de afgelegenheid dier gronden niet geschieden kan, het geene in deze Duinen, als dadelijk grenzend aan de binnenlanden, buiten gevaar van groot nadeel voor vele veehouders geen plaats zou kunnen hebben.
Het vierde bezwaar zegt de Adressant hierin te bestaan: “dat zyn vee zelfs op de wegen, welke met de Landen gemeenschap hebben, bekeurd worden door dien de Landeigenaaren verbieden zoodanige wegen dicht te zetten” Hetwelk volgens zyn voorgeven, enkel en alleen zoude strekken tot profyte van den Vee-Schutter; zoo dat deze deszelfs voornaamste Source by hem adressant vinden, en daardoor in staat gesteld zoude wezen, om voor het regt om te mogen Schutten, de hooge prys van f 85.- 'S Jaars, ten behoeve van de Polder of Land-eigenaars, uitteloven en te betalen.-
Dat de Schutter van dit District voor een zeer aanmerkelyk gedeelte deszelfs Sources vorderde op de negligentie van den Adressant is meer dan waarschynlyk en dat die Schutter daardoor wordt in Staat gesteld om gezegde hooge prys uit te loven en te betalen volgt dan ook van zelven, doch dat de gezamentlyke Ingelanden van dezen Polder, om te Jouiseren het meerdere dat het Schutambt nu opbragt (het welk toch altoos over de geheele massa dezer Ingelanden gerekend, een niet beduidend object kan uitmaken) het dicht zetten der wegen zouden verbieden en zich zelven alzoo aan oneindig meer schaden en nadeele bloot stellen, dan eens ieders interest en de gedagte quasi hoogere pacht met eenige mogelijkheid uitmaken, is te ongerijmd om eenige opzettelijke wederlegging te behoeven.
De zaak intusschen, is eenvoudig zoodanig gelegen dat er werkelijk in de Polder den Hoorn eenige wegen gevonden worden, die in de wildernissen of Duinen uitloopen, en aan de duinkant ongesloten zijn, doch dit geschiedt niet om hem Adressant nadeel toetebrengen, maar om de Ingelanden eene vrije doortocht naar dien Kant te verschaffen, die zij natuurlijk niet hebben zouden indien de wegen daar ter plaatse, door aarden wallen of Slooten waren digt gemaakt; Terwijl het van de Ingelanden niet te vergen is zich, ten gevalle van den Pachter of bruiker der Duinen; de kosten te getroosten die het doen maken en onderhouden van houte Hekken zouden vereischen.-
Onses bedenkens bestaat het geschil hier weder alleen daarin: of de gezamentlijke Landeigenaren en bruikers der binnen landen verpligt zijn het vee dat in de Duinen wordt geweid buiten hunne Landen (waaronder ook de bedoelde wegen begrepen zijn) te houden? dan of, integendeel, de Pachter of beweider der Duinen gehouden is, dezelve binnen zijne gronden te doen blijven?
In welk geschil wij, onder verbetering, zouden oordeelen het laatste gevoelen te moeten omhelzen, en dan ook, op grond van het hiervoren gelegde principe: dat het vee om schutbaar te wezen, slechts behoeft te zijn buiten het Land van den eigenaar, die ontwijfelbaar houden, dat het vee, op de gezegde wegen komende, wel en te regt schutbaar is.
Het laatste bezwaar (by de Mindere afwatering het zesde genoemd, daarentegen er geen vyfde wordt opgegeven) bestaat daarin, dat des Adressants vee ook voor dubbeld Schutgeld wordt bekeurd, wanneer het uit de Duinen komt op die wildernisse of Zoogenaamde opgedragen of Domeinlanden welke jaarlyks by de Landeigenaren onderling worden verpacht.-
Niets is intusschen, natuurlyker dan dit, dan de hier bedoelde gronden, wel verre van Zyn wildernissen of gronden tot 'S Lands Domein behoorde (zoo als de adressant zulks wel doet voorkomen), integendeel uitmaken een wettig eigendom van de gezamentlyke ingelanden van de Polder de Kuil, als welke, al ware het ook al niet volkomen blykbaar, dat dezelve door de voormalige bezitters bepaaldelyk ten hunner behoeve waren geabandonneerd geworden- in alle gevallen, door een ongestoord bezit van meer dan 30 Jaren volkomen in dien eigendom gevestigd zyn- en uit welken hoofde dan ook, deze landen volkomen gelyk staan met alle anderen aan byzondere personen toebehorende.
En alzoo de onderscheidene punten van bezwaar door den adressant geallegueerd afgehandeld hebbende, komen wy alsnu tot deszelfs zeer breed opgegevene pogingen tot verbetering en voordeling van het Schaapvee, die wy echter stellig kunnen verzekeren in niets anders te bestaan dan in het nu pas aanleggen van 2 betere Spaansche Rammen van de tweede of derde generatie van welke dus, met geene mogelijkheid, nu reeds die gunstige uitwerking op zijne Kudde zoude te zien zijn, waarvan met zoo veel ophefs bij het adres gesproken wordt.-
Wat eindelijk betreft het nadeel, het welk, in dit opzicht tot de gezondheid van het Schaapvee, naar des Adressants zeggen, voor hem zoude ontstaan uit het gebrek aan de noodige slooten of afloop van water, moeten wij nog aanmerken, dat dit al wederom (zoo het al eenen waarheid is, dat de afloop van het water langs de duinkant niet zoo goed mogt zijn als voor de gezondheid van het vee wel wenschelijk ware), even zeer aan hem Adressant zelven, als aan zijne naburen, te imperteren is; Terwijl het bovendien ons ten uitersten moet verwonderen den Adressant dit bezwaar te zien in het midden brengen, daar juist diezelfde man in het zonderling denkbeeld staat, dat het in vele Landen op dit Eiland zoo gebruikelijk greppelen, ten einde daardoor den behoorlijken afloop van het overtollig water te bevorderen, geheel nutteloos, Ja zelfs schadelijk is, en hij dan ook, ten gevolge van dat erronens sustena, niet alleen zijne Landen ten enemale verwaarloost, maar ook zelf oorzaak is, dat dezelve voor het daarop geweid wordend vee zeer ongezond zijn.-
Vreemd moet het dan ook voorkomen, dat zoodanig persoon hier aanbiedt (al is dit dan ook slechts bij deze aangelegenheid, zoo als hij zich uitdrukt; waaruit men bijkans zou mogen besluiten, dat, in dien hij geene klagten hadde intebrengen gehad, hij zulks niet zoude gedaan hebben, dat, zeggen wij, deze man hier aanbiedt niet alleen om de Slooten uittewerken, en het Land behoorlijk van Waterleidingen te voorzien en te beheinen, maar ook om, in de wildernisse, Domein-gronden te ontginnen.
Wij vermeenen, intusschen, door het hierboven geavanceerde reeds genoegzaam te hebben doen zien, hoe weinig er, met opzichts tot het eerste gedeelte van der Adressants offerte, van zijne behandeling te wachten is; Terwijl wij ook, wat het tweede gedeelte van dezelve betreft, geene Zwarigheid maken te verklaren, dat wij bezwaarlijk onder den geheelen boerenstand van dit Eiland één voorwerp zouden weten te vinden minder dan de Adressant tot het verbeeteren van Landen of gronden geschikt; daar hij zelfs zijne eigene kleine Landbezetting van zes à zeven morgens, het zij dan ten gevolge zijner eigenzinnigheid, of wel door eene verregaande Slordigheid, niet in eene behoorlijken Staat onderhoudt.-
Naardien echter in geen geval, het ingewikkeld gedane verzoek: om in de wildernisse of Domein-grond bij en in den omtrek van den Hoorn Land te mogen maken of ontginnen, onzes inziens geacht kan worden bij de provinciale authoriteit thuis te behoren, zoo vermeenen wij ons van alle over verder Consideratien deswegens veilig te kunnen en te mogen dispenseren; alleenlyk hier nog byvoegende dat een dergelijk verzoek, weinige Jaren geleden, door een onzer ingezetenen, in den behoorlyken vorm aan ZM de Koning gedaan, door hoogst dezelver is van de hand gewezen, niettegenstaande die verzoeker, reeds bevorens doorslaande blijken gegeven had, van metterdaad, door eene edele zucht ter verbetering van woeste gronden bezield, en ook voor het volbrengen van zoodanige taak wel berekend te zijn.
Bron: Irene Maas

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Meijert Cornelisz Boon?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Meijert Cornelisz Boon

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Meijert Cornelisz Boon

Fijtje Jans Bremer
± 1741-1771

Meijert Cornelisz Boon
1764-1843

(1) 1792
(2) 1801
Fijtje Boon
1802-????
Feijtje Boon
1803-1887
Jan Boon
1806-1829
Wijntje Boon
1810-1879

Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



Visualiseer een andere verwantschap

Bronnen

  1. Texel, ng dopen; de Koog 1758-1811
  2. Noord-Hollands Archief; BS-Overlijden
    Akteplaats: Texel
    Soort akte: Overlijdensakte
    Aktenummer: 2
    Registratiedatum: 07-01-1843
  3. Regionaal Archief Alkmaar; BS-Overlijden
    Akteplaats: Texel
    Soort akte: Overlijdensakte
    Aktenummer: 2
    Registratiedatum: 07-01-1843
  4. Texelse Geslachten I
  5. Texel, aangifte impost trouwen 1752-1812

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

Historische gebeurtenissen

  • De temperatuur op 7 januari 1843 lag rond de 6,0 °C. De wind kwam overheersend uit het westen. Typering van het weer: half bewolkt dampig. Bron: KNMI
  • De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
  • In het jaar 1843: Bron: Wikipedia
    • Nederland had zo'n 3,1 miljoen inwoners.
    • 14 maart » Leo Dehon, Frans priester, stichter van de Priestercongregatie van het Heilig Hart van Jezus († 1925)
    • 25 maart » De Thames Tunnel in Londen wordt geopend, 's werelds eerste tunnel onder water.
    • 28 juni » Huwelijk van kroonprins Frederik Willem van Mecklenburg-Strelitz en prinses Augusta van Cambridge in Buckingham Palace in Londen.
    • 19 juli » Tewaterlating van het eerste, volledig metalen, stoomschip: de SS Great Britain.
    • 19 december » De eerste publicatie van A Christmas Carol van Charles Dickens.


Dezelfde geboorte/sterftedag

Bron: Wikipedia


Over de familienaam Boon

  • Bekijk de informatie die Genealogie Online heeft over de familienaam Boon.
  • Bekijk de informatie die Open Archieven heeft over Boon.
  • Bekijk in het Wie (onder)zoekt wie? register wie de familienaam Boon (onder)zoekt.

De publicatie Genealogie Gomes is opgesteld door .neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
R. R. Gomes, "Genealogie Gomes", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-gomes/I50021.php : benaderd 19 april 2024), "Meijert Cornelisz Boon (1764-1843)".