Doopgetuige: Trijntje Aarjens
Hij is getrouwd met Trijntje Gerrits.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
Weeshuis Uitgavenboeken GAT 1257-1260
5 desember 1737 Klaas Kooger verdiensten 1.15.-
7 mey 1739 Klaas Kooger M: Smit v q 1.17.4
6 december 1742 Claas Kooger v k 1.4.-
2 September 1745 Klaes Koger voort meesteren van Een koe 2.10.-
[meester was de titel voor de chirurgijn]
7 September 1747 Klaas Kooger v r 1.3.10
---
Gezien zijn grondbezittingen zal hij ook een boerenbedrijf hebben gehad.
Claas en Trijntje woonden in de Weverstraat in Den Burg. Van Claas zijn ook gegevens over zijn bezittingen bewaard gebleven, doordat hij die als onderpand bij leningen gaf. Zoals in 1739 over zijn 'smidswinkel' en in 1747 over een stuk polderland.
---
Uit Den Burg 1622-1830 van Thijs en Miriam Klaassen.
B184 (kad 266) Huis en erf Smerigehorn
Mogelijk vond er rond 1700 nieuwbouw plaats op deze plek. Vanaf 1707 was er een smederij in dit pand gevestigd. Het huis werd vlak voor de invoering van het kadaster gesloopt.
1732 - 1773 Voor f 680,- werd Claes Ariens Koger de nieuwe eigenaar van het huis en erf inclusief de smidswinkel, de ijzerwinkel, het ijzergereedschap, de blazer, de kool en nog enkele kleinigheden. Hij had hier gedurende een lange periode zijn smederij.
In juli 1752 was hij bezig met het beslaan van een paard in de smidse, toen de buurman, commissaris Jacob Hendriks van der Merct, in het bijzijn van enkele getuigen tegen hem begon te schelden en vloeken. Hij zie onder andere: "God domi" en ontblootte zijn mes. Het mes borg hij weer op, maar hij sloeg met zijn vuist Claes Koger zodat diens hoed op straat viel.
---
Notaris Bernardus van Dam 1751-1758
30: 20-7-1752 Jan Gerritsz Brands (72), Arien Jansz Kooger (17) en Jan Jacobsz Somer (18), Burgh, ten versoeke van Claas Kooger-
Dat zij twee laaste zijn geweest op voorn dato , zijnde donderdag, in de smit, om zijn Jan Jacobsz Somer paarden te laten beslaan door Claas Kooger,
Dat als doen in de smit quam den Commissaris Jacob van der Merct zeer opstinakelijk schelden en vloeken tegens Claas Kooger, daarop ziende aanstonts t bloote mes in zijn hand, welke Jacob van der Merct met zijn hand, boven zijn hoofd haalde, en zeijde, als doen tegens Claas Kooger god domi en welke vloekwoorden meer, ik zal uwe de galge op den beck zetten, dog zulks niet volbragt hebbende aan CClaas Kooger maar het mes wederom in zijn tasje stak-
Wijders verklaren zij, als uit een mond, dat zij gezien hebben, op gemende tijd, dat Jacob van der Merct, Claas Kooger een slag met zijn hand of vuijst gaf, voor de smit, dat de hoed van Claas Kooger's hoofd viel, op des Heeren straat-
Bron: Irene Maas
Klaas Aarjensz Kooger | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trijntje Gerrits |