Doopgetuige: Trijntje Paulus
Zij is overleden om 19.00u; aangifte overl op 30 juni 1820 door Simon Kikkert, 62 jaar, goud- en zilverkashouder, broeder van de overledene en Gerrit List, 25 jaar, kantoorbediende; beiden wonende in Den Burg
Zij is getrouwd met Feije Zwart.
Zij zijn op 28 mei 1774 te Oosterend (Texel, NH) in ondertrouw gegaan.Bron 2
Zij zijn getrouwd op 5 juni 1774 te Texel.Meijnoutje was volgens de stamboeken Goud- en zilverkashoudster en Regentes van het Weeshuis. Dat is waar, maar beide functies had zij niet vrijwillig. De post van Regentes weigerde zij zelfs pertinent. Zij werd daarvan ontslagen kort na de dood van haar echtgenoot, die Regent was. Het lijkt alsof hij had bedacht dat zij dat werk moest doen.
---
Vergadering 2 Mey 1800
Ter Tafel gebragt zynde requeste van Mynoutje Kikkert Huysvrouw van Feye Swart, versoekende: dat van haar den Eed mag werden afgenomen als Zilver Kas houder of winkelbediende op Texel- waarvan zij de Acte van admissie door Commissarissen van het Vernietigd Goud en Zilver Smits Gilde op haar en haare Naam verleend suppediteerd-
En is het Versoek der Suppliante geaccordeerd, zullende ter naaster Vergadering in den Eed werden genoomen.
Vergadering 5 October 1808
Op versoek van de wed. Feije Zwart, is haar uit hoofde haarer ziekelyke omstandigheid ontslag verleend als Regentes van het Weeshuis alhier- en dadelyk in haare plaatse benoemd [haar schoonzuster] Marretje Luijtsen, vrouw van Symon Kikkert-
---
Notaris Beets 1817-1818
N 774 Voor Simon Theodorus Beets, Openbaar Notaris, in de residentie van Texel, deze onderteekend hebbende, en in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, is gecompareerd:
Juffrouw Meinoutje Kikkert, Weduwe van wijlen Feije Zwart, Goud- en Zilver Kashouderesse, wonende aan den Burg binnen de gemeente van Texel voornoemt, zijnde zij Comparante redelijk gezond naar ligchaam; en haar verstand en oordeel wel hebbende, zoo als uit hare redeneringen en gesprekken bleek.
Dewelke aan voornoemden ondergeteekenden Notaris, en in tegenwoordigheid der nagenoemde getuigen, haar Testament en bevel van Uiterste wil heeft opgegeven, het welk de voornoemde Notaris geschreven heeft zoodanig als het door haar Testatrice is opgegeven, en hierna volgt:
Bij het Testament, door mij en mijne nu overledenen man Feije Zwart, op den 18-2-1801 voor den Notaris Abraham Wentel, in tegenwoordigheid van getuigen alhier op Texel gepasseerd, aan de langstlevende van ons beide vrij en onverlet gelaten zijnde, om over het gene, na doode van de eerststervende, door Naarstigheid, overwinst, Erfenis of op eene andere wijze zoude worden geacquireerd en verkregen, na goedvinden te disperren,- zoo verklaar ik, in de eerste plaats, te willen en te begeren, dat uit den gemeenen boedel van mij en mijnen gemelden overledene Man, zoodanig die op mijn overlijden geconstitueerd zal zijn, zal worden genomen en afgezonderd eene somma van 100 Guldens voor ieder jaar, dat ik, na het overlijden van mijnen gemelden man, de Kas-houders-affaire zal hebben geëxerceerd; als kunnende in gerusten gemoede verklaren, dat mijne overwaarden, sedert het tijdstip van dat overlijden, de somma van 100 Guldens jaarlijks merkelijk zijn te boven gegaan.
En verklare ik al verder die alzoo afzonderlijke somma, onverschillig hoeveel dezelve dan ook zoude mogen bedragen, te legativeren en te bespreken aan de kinderen van mijnen Broeder Simon Kikkert, Lombard-houder, aan den Burg op Texel woonachtig, met namen Pieter Simonsz Kikkert, thans uitlandig; Antje Simons Kikkert, ongehuwde dochter, wonende ten huize haren Vader; Klaas Simonsz Kikkert, Broodbakker, wonende aan het Oude Schild op Texel; Jannetje Simons Kikkert, thans huisvrouw van Joan Jacob Reinbach, Ontvanger der Directe en indirecte belastingen, wondende aan den Burg voornoemt; Marretje Kikkert, thans Huisvrouw van Hermanus Helling, Koopman, wonende te Alkmaar, en Cornelis Simonsz Kikkert, Verwer en glazen-maker, wonende mede aan den Burg, te zamen, en bij vooroverlijden van een of meer derzelven, hunne wettige Kind, kinderen of verdere nakomelingen, bij representatie, en die mede ontbrekende, als dan de overgeblevene van den hiervoren genoemde staken alleen; alles echter met dien verstande, dat dezelve mijn legatarissen gehouden en verpligt zullen zijn om, dadelijk na dn Ontvangst der alzoo aan hun besprokene gelden, gezamentlijk, daarvan uittekeren en aftegeven aan de Gereformeerde Armen van den Burg eene somma van 50 guldens eens.
En als nu disponerende over de helfte van hetgene, na aftrek van het voorschreve uit mijne eigene overwinsten besproken legaat, verder tot den gemenen boedel van mij en mijnen gezegden man zal blijken te behooren; zoo geef en legateer ik aan mijne reeds gemelde Broeders-dochter Antje Simons Kikkert mijne beste granate hals-ketting, met daarbij behorende Juweele boot.
Wijders maak en legateer ik, onder den titul van voor-uitmaking, aan Martje Paulus Kikkert, ongehuwde dochter van mijnen overledene Broeder Paulus Kikkert, mijn goud oor-Yzer.
Ik legateer en bespreek eindelijk aan de Kinderen van mijnen overledene Broeder Hendrik Kikkert, in leven gewoond hebbende te Leiden, met namen Pieter, Maria, Johanna en Feije Kikkert, als mede aan de kinderen van deszelfs mede reeds overledene dochters Cornelia en Hendrica Kikkert; te zamen, en alzoo aan ieder Staak voor een zesde gedeelte, gelijk mede bij vooroverlijden van een of meer der laatstgenoemde Legatarissen, derzelver wettige descendenten bij representatie, en, bij mede ontbreken van dezelve, de overgeblevene Staak of Staken alleen, eene somma van 800 Guldens, te betalen binnen den tijd van 6 maanden na mijn overlijden, zonder eenige Interessen willende en begeerende dat die Som, aan de nakomelingen van mijnen gezegde Broeder Hendrik Kikkert, zal strekken voor en in plaatse van hetgene zij anderszins ab-intestato uit mijne nalatenschap zouden moeten erven of verkrijgen.
En in al het gene ik verder met den dood ontruimen en nalaten zal, niets daarvan uitgezonderd, verklare ik tot mijne eenige en algeheele Erfgenamen te benoemen en te institueren mijne Zuster Marretje Pieters Kikkert, thans huisvrouw van Antonij Kramer, kleermaker, wonende aan den Burg voornoemt, voor een derde gedeelte; mijn reeds gemelden Broeder Simon Kikkert, of, bij vooroverlijden van denzelven, deszelfs wettige kind, kinderen of verdere nakomelingen, bij representatie, mede voor een derde gedeelte, en eindelijk mijne Broeders-dochter de mede reeds genoemde Martje Paulus Kikkert of, bij vooroverlijden van dezelve, hare wettige kind, kinderen of verdere nakomelingen, bij representatie, voor het resterende een derde gedeelte, en, bij ontbreken van een of meer der alzoo geïnstitueerde Staken, als dan de overblijvende van dezelve alleen en voor het geheel.
Eindelijk verklare ik bij deze, dat, ingevalle de kinderen van mijnen Broeder Simon Kikkert, door voor-overlijden van hunnen Vader, als Erfgenamen in mijnen Boedel mogten komen optetreden, de hiervoren aan hun besproken legaren zullen moeten worden beschouwd als onder den titul van voor-uitmaking gegeven te zijn.
Ik benoem tot Executeuren van dit mijn Testament mijn overledenen mans Broeder Albert Zwart, Zeilemaker, wonende aan het Oude Schild voornoemt, benevens mijnen reeds dikmaals gemelden Broeder Simon Kikkert; gevende en verleenende aan dezelven alle zoodanige magt als aan Executeuren kan gegeven worden, speciaal ook die van bezit0neming mijns boedels overeenkomstig de Wet.
Ik herroep alle Testamenten welke ik zoude mogen hebben gepasseerd voor dit tegenwoordige, en wel bijzonder de hiervoren gemelde op den 18-2-1801 gemaakte dispositie: Willende en begeerende dat deze tegenwoordige alleen zal worden naargekomen als mijnen geheelen Uitersten wil bevattende.
Deze aldus gedaan, opgegeven door de Testatrice aan voornoemden ondergeteekenden Notaris in tegenwoordigheid der 4 nagenoemde getuigen, en door denzelven Notaris, staand de voorschreve opgave geschreven. En hetzelve vervolgens door den gemelden Notaris, in tegenwoordigheid van dezelve getuigen, aan de Testatrice voorgelezen zijnde, heeft dezelve gezegd dit alles wel te verstaan n daarbij te volharden als haar wil uitdrukkende.
Gedaan en gepasseerd aan den Burg op Texel voornoemt, ter woonstede van de Testatrice, in tegenwoordigheid van den Heer Hemanus Mauritius Ahlé, Griffier van het Vredegeregt; als mede van Adam Kalf, thans zonder beroep; Jan Jacobsz Boon, Herbergier, en Mees Disper, sjouwerman, alle vier aan den Burg voormeld woonachtig, ten deze opzettelijk verzocht, in den jare 1817, den 1-12, des avonds ten 6 uren; en heeft de voornoemde Testatrice, benevens de gemelde 4 getuigen en Notaris, na de gedane voorlezing, dit tegenwoordig Testament onderteekend, hetwelk in het bezit van gemelden Notaris gebleven is.
Bron: Iene Maas
Meijnoutje Pieters Kikkert | ||||||||||||||||||
1774 | ||||||||||||||||||
Feije Zwart |