Arbre généalogique Diehl » Jan Fransz Bowier (1715-1781)

Données personnelles Jan Fransz Bowier 


Famille de Jan Fransz Bowier

Il est marié avec Henriette Maria Hermina Ackersdijck.

Ils se sont mariés le 5 janvier 1749 à Esch, Nederland, il avait 33 ans.


Enfant(s):

  1. Maria Cornelia Bowier  1753-1827 
  2. Hugues Jansz Bowier  1758-1834


Notes par Jan Fransz Bowier

Bowier is een Nederlands geslacht, waarvan leden sinds 1814 behoren tot de Nederlandse adel. De stamreeks begint met Ralph, later Raphel Bo(w)yer die ritmeester in de Nederlanden was en op 9 januari 1623 in Doesburg overleed. Bij Souverein Besluit van 28 augustus 1814 werd een directe nakomeling van de stamvader, Maarten Bowier (1750-1830), erkend en geadmitteerd in de ridderschap van Brabant. Zijn broer Hugo (1758-1834) werd bij KB van 5 september 1821 verheven in de Nederlandse adel.

Voorburg 5 July 1715, deceased in 's-Hertogenbosch 10 December 1781, becameTaskmaster of Boxtel and free glory Liempde in 1739, in 1768 President Alderman in 's- Hertogenbosch. He married four times: -1e. in 1742 with Barbara Maria Schermers , childless deceased in 1743, daughter of Johan Schermers and Barbara Maria van Heel. -2e. in 1745 with Sophia Robijn, childless deceased in 1746, daughter of Johan Robijn and Petronella Margaretha Bernards. -3e. in 1749 with Henrietta Hermina Maria Ackersdijck , born 3 December 1723, deceased in 's - Hertogenbosch 29 November 1762, daughter of Marthinus Ackersdijck and Maria Cornelia Santvoort, from which marriage such born is Hugo Bowier (which follows ( * )) -4e. 3 April 1764 with Wilhelmina Johanna Horries , childless deceased in 's- Hertogenbosch on 22 January 1776, daughter of Dr. Bernhard Horries and Maria Elisabeth Casteleijn.

13px; background-color: #f7f7f7;">Jan Bowier, geb. Voorburg 5 Juli 1715, drossaard  van Boxtel en Liempde, schepen en raad te 's Hertogenbosch, 1749, president schepen 1768, f 's Hertogen bosch 10 Dec. 1781, tr. als wedr. van Barbara Maria Schermers en Sophia  Robijn, 3° Esch 5 Jan. 1749 Henrietta Maria Hermina  Acker8dijck, geb. Waspik 3 Dec. 1713, f 'b Hertogen bosch . Quelle Nederlands Adelsboek

er: 0px; margin: 0px 0px 2px; padding: 0px; font-size: 13px; box-sizing: border-box; overflow: hidden; color: #595959; font-family: 'Helvetica Neue', Helvetica, Arial, sans-serif; background-color: #f7f7f7;">Jan Bowier is op 5 juli 1715 te Voorburg geboren uit het huwelijk van Frans Jans Bowier en Metta Cornelia van der Meer. In 1739 werd hij benoemd tot drossaard van de baronie van Boxtel en de heerlijkheid Liempde. Het jaar daarop kocht hij het poorterschap van de stad ’s-Hertogenbosch, van welke stad hij vanaf 1748 tienmaal schepen was. In 1761 werd hij met attestatie van Boxtel lidmaat van de Nederduits gereformeerde gemeente van Den Bosch. Van 1762 tot 1767 was hij rentmeester van het Geefhuis van de stad, in 1772-1773 fungeerde hij bovendien als stedelijk rentmeester. Jan is maar liefst viermaal getrouwd geweest, achtereenvolgens in 1742 met Barbara Maria Schermers († 1743) uit Rotterdam, in 1745 met Sophia Robijn († 1746), eveneens uit Rotterdam, in 1749 met Henrietta Maria Hermina Ackersdijck († 1762) en ten slotte met Wilhelmina Johanna Hovius († 1776), opnieuw uit Rotterdam. Hij overleefde alle vier zijn echtgenotes. In zijn testament van 1777 had hij bepaald dat hij begraven wilde worden ‘in mijn graft kelder op ’t hooge choor in St. Janskerk binnen S Bosch’, in de marge voegde hij hier nog aan toe dat die wens alleen tot uitvoer moest worden gebracht als hij in Den Bosch overleed of wanneer het transport van zijn lichaam ‘faciel kan geschieden’. Jan stierf op 10 december 1781 te ’s-Hertogenbosch en werd dan ook zoals hij had gevraagd vijf dagen later in de Sint-Jan begraven. Alleen uit het derde huwelijk zijn kinderen voortgekomen. Drie zonen werden eveneens schepen: Marten (1750-1830), Hugo (1758-1834) en Frans (1754-1819), hun broer Abraham (1760-1807) stierf als predikant in Den Haag. Hun zuster Maria Cornelia Bowier (1753-1827) huwde met Willem Cornelis Ackersdijk, advocaat en secretaris van ’s-Hertogenbosch, vanaf 1813 vrederechter te Utrecht en schrijver van tal van verhandelingen over de Noord-Brabantse geschiedenis. Van Marten Bowier vertelt de Bossche historieschrijver J.H. van Heurn dat hij een altaarstuk De temptatie van St. Antonius van de hand van Jheronimus Bosch bezat. Tegenwoordig wordt dit schilderij, dat zich nu in Antwerpen bevindt, beschouwd als een kopie door de schilder Pieter Huys. Na Jan werden nog verscheidene andere leden van de familie Bowier in het familiegraf in de Sint-Jan begraven: Jans dochter Barbara Sophia (1762-1797); Jacoba Elisabeth Bowier van Guericke (1780-1799), een dochter van Jans dochter Jacoba Elisabeth (1756-1780) uit haar huwelijk met David van Guericke; en Hugo’s dochter Henrietta Maria Hermina (1788-1807). Toen Jans dochter Aletta Cornelia (1749-1820) overleed werd zij noodgedwongen in de Geertruijkerk begraven ‘vermits het acces tot onze grafkelder in de groote kerk thans door de Roomschgezinden geoccupeerd, belet wierd’. 1.
y: 'Helvetica Neue', Helvetica, Arial, sans-serif; background-color: #f7f7f7;">(Oud 477; Nieuw 7; Martini 4; Smits 259) * Op 2 mei 1630 kocht joncker Ghysbrecht Pieck van Tienhoeven den steen gelegen hebbende opten hoogen outaer inde kercke vande grooten bagynhoff. 2. In 1707 werd het graf aangeduid als De kelder van de heer pieck. Het betreft hier Gijsbrecht Pieck van Tienhoven († 1676), raad en rentmeester-generaal der Domeinen van Brabant. 3. De legger van 1724 meldt de overboeking op naam van Anna Elisabet Cornelia Quaat van Landtscroon vrouwe van Buelsheym. Op 10 juni 1752, zij was inmiddels overleden, werd de kelder overgeboekt op naam van haar kleindochter Anna Louisa baronesse van Hund, echtgenote van Joachim Rijnolt baron van Glasenap. Nadat Anna Louisa ten behoeve van de kerk ervan afstand had gedaan, werd deze op 23 augustus 1769 samen met de zerk en de ingangssteen verkocht aan Jan Bowier, Regerent President deze Stad. Vermoedelijk werd de zerk van Gijsbrecht Pieck, na te zijn ontdaan van de oorspronkelijke inscriptie, door Jan Bowier dus hergebruikt. Op 3 mei 1779 werd de kelder wederom op naam van Jan Bowier geboekt. De legger van 1804-1805 vermeldt de overboeking op naam van zijn kinderen en verdere erfgenamen. In 1659 bevond de kelder zich (diagonaal) naast die van Pieter Schuyl de Walhorn op het hoogkoor van de Sint-Jan (zie zerk 156). De plattegrond van Martini toont de zerk in de vierde travee vanaf de viering, enkele meters ten noordoosten van de vierde noordelijke koorpijler vanaf het westen. In 1839, tijdens de vernieuwing van de vloer van het hoogkoor, werd hij verplaatst, mogelijk al naar de huidige plek, waar hij ten laatste in 1912 terechtkwam. De ingangssteen werd eveneens in 1839 verplaatst, maar waarheen is niet bekend.
border-box; overflow: hidden;"> http://www.grafzerkensintjan.nl/grafzerken/473/jan-bowier-1781.aspx#Geschiedenis