fichier généalogique de Dick Nijborg » Histoires » IJje Wijkstra

De strenge winter, het vroor in januari 1929 zo'n 18 graden, en het moeten leven van een uitkering van zeven gulden per week brachten Hendrik Wobbes tot diefstal. Er bleef van die zeven gulden, na aftrek van de vaste lasten, niet veel over om in leven te kunnen blijven. Daarbij was Wobbes ook nog aan de drank.
Hoezeer het gezin van Wobbes de rijksveldwachter Hoving ook aan het hart ging, hij kreeg de opdracht Wobbes te arresteren. Wobbes werd veroordeeld tot 14 maanden "Veenhuizen" en het gezin bleef achter onder zeer moeilijke omstandigheden.
In die barre winter van 1929 voltrok zich in het Fries-Groningse grensgebied een gruwelijk drama, waarvan het nieuws een schok door ons land deed gaan. In de tijd van enkele ogenblikken werdendaar vier politiemannen bij het uitoefenen van hun plicht om het leven gebracht door de mysterieuze vrijbuiter Eije Wijkstra, een man, die velen vreesden, maar die voor deze slachting toch nauwelijksmet de justitie in aanraking was geweest.
Eije Wijkstra...een naam, die eens over miljoenen lippen ging, een naam, die sommige ouderen nu nog doet huiveren. Wie was hij, wat deed hij, hoe kwam hij tot het plegen van het meest geruchtmakende misdrijf in de laatste honderd jaar?
Als de jongste in een gezin met vijf kinderen werd Lutje Eije, zoals men hem altijd bleef noemen, danig verwend. Overigens was armoede troef in huize Wijkstra: als los arbeider kon de oude Wijkstra amper de kost verdienen. Onenigheden tussen de (Hervormde) vader en de (Gereformeerde) moeder waren aan de orde van de dag; niet zelden werden de argumenten door handtastelijkheden kracht bijgezet.
Op school was Eije een middelmatige leerling; toen hij twaalf was zei hij de school vaarwel om zelf wat te verdienen als metselaarsleerling; ook mocht hij wel met vader het veld in om te jagen. Senior was een voortreffelijke schutter, Junior wilde niet z'n mindere zijn.
Zeventien jaar oud zag Eije voor de eerste maal een herberg aan de binnenkant; met veel oudere mannen proefde hij z'n eerste alcohol, hij begon te drinken, hij werd snel een drinker. Daarbij rookte hijveel: bij de markante kop met de scheve pet en de knalrode halsdoek hoorde een stoere pijp.
Eije krijgt een verhouding met Aaltje Wobbes-Van der Tuin, wiens echtgenoot elders verblijft. Zij heeft hem volkomen in de macht - veertien dagen en nachten blijft Eije bij haar; dan keert de man naar z'n huisje en zijn oude moeder terug: er volgt eenscheldpartij, zodra het oude mens hoort, dat hij al die tijd bij een getrouwde vrouw en moeder van zes kinderen is geweest. Eije's moeder verlaat dan het huis; vrouw Wobbes laat haar kinderen (leeftijd een tot veertien jaar) in de steek en trekt bij Eije in.
De 17e januari 1929 verzocht de substituut-officier bij de Rechtbank te Groningen de burgemeester van Grootegast om Aaltje Wobbes te doen voorgeleiden. Omdat ze wel op moeilijkheden rekent, stuurt de politie in het vroege morgenuur van debitterkoude dag daarna vier politiemensen op pad om Aaltje bij Eije vandaan te halen. Het zijn Mient van der Molen, chef-gemeenteveldwachter te Grootegast, Aldert Meijer, gemeente-veldwachter te Opende, Herman Hendrik Hoving, rijksveldwachter te Opende en Jan Werkman, rijksveldwachter te Sebaldeburen, die het huisje van Eije Wijkstra omsingelen.
Eije pakt een karabijn en een geladen pistool en stopt vlug nog wat patronen in de broekzak. Een moment later verscheuren enkele schoten de stilte van de wintermorgen: getroffen in hoofd en buik zakt chef-veldwachter Van der Molen in elkaar. Zodra Eije daarna Hoving en Werkman in het vizier krijgt, laat hij zich op een knie zakken, drukt de karabijn op de schouder en met een aantal schoten uit het automatische wapen worden de beide politiemannen geveld. Dan komen er enkele schoten terug van Meijer, waardoor Wijkstra wel wordt geraakt, maar toch niet ernstig wordt gewond. Wanneer Eije ziet, dat Meijer dekking zoekt in een sloot, maakt de moordenaar een omtrekkende beweging, laadt onder het lopen z'n wapen opnieuw, knielt dan weer, richt z'nkarabijn en schiet ook Meijer in borst en buik.
Al z'n vijanden heeft hij nu geveld, maar zekerheidshalve rent Eije Wijkstra nu naar z'n huisje terug, haalt een vlijmscherp mes en snijdt z'n slachtoffers de keel uit. Dan pakt hij de petroleumkan, gooit de inhoud leeg over z'n schamele huisraad ensteekt de brand er in.
Na zijn huis in brand te hebben gestoken, begaf hij zich op de fiets naar Tolbert om zich door een dokter te laten behandelen. Hijzelf was ook gewond geraakt. Deze was er niet en daarom liet hij zich per taxi vervoeren naar een ziekenhuis in Groningen om zich daar te laten behandelen. Toen men hem in het Rooms-katholieke ziekenhuis niet wilde helpen, ging hij door naar het Academisch ziekenhuis. Onderweg werd hij gearresteerd, de politie was inmiddels gealarmeerd.
Drie maanden na de tragedie, op 22 april 1929, verscheen Eije Wijkstra voor de rechtbank in Groningen. Twee weken later, bij de uitspraak, bleek de rechtbank hem schuldig te achten aan doodslag, driemaal gepleegd (op Hoving, Van der Molen en Werkman) en aan moord, eenmaal gepleegd (op Meijer) en veroordeelde hem conform de eis van de Officier van Justitie tot levenslange gevangenisstraf. Wijkstra tekende beroep aan en op 20 juni 1929 kwam de zaak opnieuw in behandeling, nu voor het Gerechtshof in Leeuwarden. Uiteindelijk deed het Hof op 26 mei uitspraak: het achtte Eije Wijkstra schuldig aan doodslag, vier maal gepleegd en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf voor de tijd van twintig jaar.
Aangetast door tuberculose en helemaal uitgeteerd werd Eije Wijkstra in 1941 van de stafgevangeniste Leeuwarden overgebracht naar een krankzinnigengesticht te Eindhoven. Slechts twee weken daarna kwamhij nog eens, en nu voor het laatst, in het nieuws: de moordenaar van Grootegast had voorgoed z'n ogen gesloten.

 

D'autres histoires