Tijdstip: 22:00:00
Il est marié avec Johanna VELUWENKAMP.
Ils se sont mariés le 27 mars 1891 à Blokzijl , il avait 23 ans.Source 3
Enfant(s):
NATI Nederlandse
--
Bij de bevalling was Saartje Goldsteen als deskundige aanwezig, 30 jr. en vroedvrouw, die aangifte heeft gedaan. Hendrik is gewettigd bij het huwelijk van Egbert en Jentje op 29 oktober 1869 te Blokzijl.
Hendrik werd geboren in huis A 35 nr. K.
.
Getuigen bij het huwelijk:
Wietze Zootjes, 46 jr., fabrikant (overleden 18-06-1908 te Blokzijl)
Sibrand Ruiter, 43 jr., visscher
Jan Nekeman, 35 jr., mattenmaker (overl. 1-04-1916 te Rotterdam)
Cornelis Nekeman, 31 jr., mattenmaker (overl. 12-06-1895 te Blokzijl)
.
Bij het huwelijk van Gerrit Jan in 1920 zager en wonende te Blokzijl.
.
Volgens het Bevolkingsregister van Blokzijl achtereenvolgens wonende in de Groenestraat Wijk 1 nr. 75a, Zuiderkaai wijk IV nr. 384, (Volkstraat) en aan het Slingerpad Wijk IV nr. 315a.
Hij vetrekt op 22 november 1917 naar Ambt Doetinchem. Hij vetrekt met Johanna Veluwenkamp op 14 februari 1924 naar Rotterdam.
.
Volgens gezinskaart Rotterdam geboren op 2 maart 1868 te Ambt Vollenhove.
Hendrik van Wendel is naar Rotterdam verhuist (Lombokstraat 11a te Katendrecht), waar mijn opa Gerrit Jan van Wendel later de levensmiddelenzaak van hem heeft overgenomen.
Hendrik was houtzager (waarschijnlijk bij de fa. Loos te Blokzijl die in 1925 na een langdurige staking van 2 1/2 jaarfailliet is gegaan); vlak hiervoor heeft hij op 14 februari 1924 (datum vestiging aan de Lombokstraat 11a) de winkel in Rotterdam gekocht. Hierna heeft hij gewoont aan de Atjehstraat 16a (30 juni 1933) en de Atjehstraat 12b (2 maart 1935) en de Brede Hilledijk 183A (17 april 1940).
Hendrik is overleden als gevolg van een ongeval; aangereden door een auto (aan de Breede Hilledijk); overleden in het Zuider-Ziekenhuis te Rotterdam. Hij woonde bij overlijden aan de Smithoekseweg 195 te Rotterdam.
.
De Zussen van Johanna te weten Jantje en Antje Veluwenkamp wonen beiden in Zaandam. De kinderen van Hendrik gingen waarschijn als "dienstbode" in hun jeugd naar toe.
.
OverledeneHendrik van Wendel , leeftijd 79 jaar
VaderEgbert van Wendel
MoederJentje Jansje Scheer
Weduwnaar/weduweJohanna Veluwenkamp
PlaatsRotterdam
Datum overlijden22-02-1948
Aktenummer719
GeboorteplaatsAmbt Vollenhove
BronRotterdam 1948 a061
--
Volgens adressenboek Rotterdam:
Wendel, C. v., in koloniale en grutters - waren - Katendrechtschestraat 22a-c Wendel, H. v., in kolon. waren - Lombokstr. Lombokstr. 11a
--
MATTENSCHIPPERIJ
Karakteristiek voor Blokzijl waren de vele generaties mattenschippers, ook wel negotieschippers genoemd. Met de hout- en zoutindustrie zorgden zij in de 19e eeuw voor de grootste bedrijvigheid in Blokzijl. De mattenschippers kwamen voort uit de geslachten van de mattenmakers en de beurtschippers. Ze verhandelden zowel de producten van de huis- en mini-industrie (matterij) van Blokzijl als andere handelsproducten op dat gebied (het z.g. Kleedegoed).
.
In tegenstelling tot de meeste andere plaatsen rond de Zuiderzee was Blokzijl nooit een vissersplaatsje, maar altijd een handelsstadje. Het waren veelal schippers die in het verleden de fortresse bevolkten, waarbij onderscheid gemaakt moest worden tussen vrachtschippers, die met koopmansgoederen voeren, en negotieschippers, die met eigen handel het sop kozen. Het voornaamste handelsproduct was aanvankelijk turf. Maar aan het einde van de 17de eeuw zakte deze handel in doordat het product niet meer werd aangeleverd vanuit het achterland. Ook was de steeds terugkerende verzanding van de haven een groot probleem. Dit alles leidde tot het verval van Blokzijl. Een moeilijke periode volgde, maar de schippers gingen niet bij de pakken neerzitten en zochten andere negotie, zoals kaas, boter, aardappelen, kool, koolraap, hout en als belangrijkste biezen matten, gebruikt als vloerbedekking. Omdat biezen matten snel versleten, moesten ze vaak vervangen worden. Was er al in 1701 sprake van het varen met matten vanuit Blokzijl, pas in de 19de eeuw kwam deze tak van handel volop tot bloei. Het handelsgebied bestreek toen vrijwel heel Nederland. In 1881 telde Blokzijl zo'n 65 mattenschippers.
.
In de tweede helft van de vorige eeuw bereikte de mattenschipperij het hoogtepunt. Blokzijl telde wel een zestig mattenschepen die in de winter de havenkolk bevolkten om in het voorjaar te vertrekken naar de Mattenlanden. Iedere schippersfamilie had zo zijn eigen mattenland (afzetgebied) waar hij maandenlang verbleef om zijn waren aan de man te brengen. Zo ging de familie Toby, met hondenkar naar de Zaanstreek. Buisman naar Den Haag en Vlaardingen, Pander naar Amsterdam en Den Haag, Poorter o.a. naar Alkmaar, Fhaner naar de Friese steden enz. enz. Vanaf het schip of met de kruiwagen, werden de matten aan de man gebracht. Waren de ca. 25 tons scheepjes leeg, dan keerden de schippers terug naar Blokijl. En de neringschipper zou geen koopman genoemd mogen worden als dat leeg gebeurde. Zo kocht de één Noordhollandse kaas en boter, de ander hardfruit of aardappelen.
.
De Mattenschippers ontwikkelden, voor de oversteek naar de Hollanden, het enige vaartuigtype dat de naam van het stadje draagt: het Blokzijler Jacht. Een fraai gelijnd schip, ruim 14 meter lang, 4 meter breed en met een holte van 1,75 meter. Het gemiddelde bruto-tonnage lag rond de 32 ton, de nettoinhoud was 24 ton. De jachten hadden een kleine roef, waarin de schippersfamilie woonde gedurende hun tochten. s Winters werd ook het ruim als woonruimte gebruikt. Dan lagen ze bij tientallen in de haven van Blokzijl. Op het hoogtepunt van de Mattenschipperij, in de helft van de negentiende eeuw, kende de stad wel 60 van deze vaartuigen.
Seizoensgebonden
.
De mattenschipperij was in sterke mate seizoensgebonden. In de zomer werden de biezen gesneden in het brakke water voor de kust. Na droging werden de biezen op een weefgetouw tot matten geweven. Een andere techniek was het biezenvlechten, waardoor stroken ontstonden die daarna in blokken aan elkaar genaaid werden. Op 2 februari, ook wel Maria Lichtmis genaamd, begon voor de mattenschipper het nautische jaar. Knechten werden ingehuurd, en het schip werd ingeladen. Na Biddag, de tweede woensdag in maart, voer de hele vloot uit. Het mattenseizoen duurde ongeveer tot Pinksteren, daarna was de schoonmaaktijd voor huisvrouwen voorbij en werd er niet meer verkocht. Ieder schip had z'n eigen "mattenland", waarmee niet het land van productie werd bedoeld, maar het afzetgebied. Zo'n afzetgebied was het domein van één schipper; overlapten twee gebieden elkaar, dan werden onderling afspraken gemaakt. Zo voer de familie Toby naar de Zaanstreek, Buisman naar Den Haag en Vlaardingen, Pander naar Amsterdam en Den Haag, Poorter naar Alkmaar, en Fahner naar de Friese steden. Vanaf het schip werden de matten met een kruiwagen of hondenkar uitgevent. Was het mattenseizoen voorbij, dan keerde men terug naar Blokzijl, niet alvorens het schip volgeladen te hebben met andere negotie.
.
Rond 1900 verdwenen de mattenschippers in snel tempo, niet om in andere takken van vervoer de kost te gaan verdienen, maar om zich, ver weg in hun mattenland, als middenstanders aan wal te vestigen en zo een beter bestaan op te bouwen. De negotie-schipperij had z'n tijd gehad.
--
Hendrik van WENDEL | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1891 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna VELUWENKAMP |