We are family » Stories » Biografie - Dr. Foeke Buitenrust Hettema

HETTEMA, Foeke (1862-1922)

Foeke Hettema was getrouwd met Maria Sophia Honig (1861-1942). Eén van de nazaten van dit echtpaar is de auteur van het Geslacht Honig (Hanau a. Main - Utrecht) o.a. gepubliceerd in de Gens Nostra 1967 door B. (Bastiaan) Buitenrust Hettema.

Hettema, Foeke (bekend onder de naam Buitenrust Hettema; naamstoevoeging Buitenrust bij K.B. van 25-12-1875 no. 7) Nederlands en Fries taalkundige (Harlingen 6-6-1862 - Zwolle 5-10-1922). Zoon van Hette (Wijtzes) Hettema, koopman, en Grietje (Foekes) Buitentenrust. Gehuwd op 17-12-1885 met Maria Sophia Honig. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 1 dochter geboren.

Foeke Hettema

Sedert zijn vijfde levensjaar werd Foeke Hettema opgevoed door zijn grootouders van moederszijde, die even buiten Harlingen woonden. In die gemeente doorliep hij de protestants-christelijke lagere school en vertrok in de zomer van 1877 naar Utrecht voor een gymnasiale opleiding waarna in 1880 zijn studie in de Nederlandse taal- en letterkunde volgde aan de Universiteit van Amsterdam. Begin 1885 slaagde hij voor zijn doctoraal examen en trad meteen op als leraar Nederlands en aardrijkskunde aan het gymnasium te Zwolle. In 1888 volgde te Leiden zijn promotie op het proefschrift Bijdragen tot het Oud-Friesch Woordenboek.

Als leraar ontplooide hij van stonde af aan grote activiteit ten behoeve van de didactische vernieuwing van het onderwijs in het Nederlands. In de sedert 1892 door hem bij de uitgever Tjeenk Willink onder de naam Dr. B. uitgegeven Analecta kreeg dit onderwijs een nieuwe vorm op wetenschappelijke grondslag. Op dezelfde basis zorgde de reeks schooluitgaven onder de naam 'Zwolsche Herdrukken' voor de hoognodige verfrissing in het voortgezet onderwijs. Die serie omvatte o.a. het Spaens Heydinnetje van Jacob Cats en de Liederen van G.A. Bredero. Buitenrust Hettema was verder een overtuigd aanhanger van de in 1891 door R.A. Kollewijn ontketende beweging voor spellingsvereenvoudiging. Hij speelde weldra een grote rol als bestuurslid van de spoedig gestichte vereniging en jarenlang gold Zwolle als het hoofdkwartier van de beweging. In 1891 begon ook de uitgave van het tijdschrift Taal en Letteren, waarvan Buitenrust Hettema zestien jaar lang de redactionele leiding heeft gehad.

Zijn liefde voor de Friese 'memmetael' was reeds vroeg aanwezig. Al vóór zijn promotie had hij een Middel- en een Nieuw-Friese bloemlezing het licht doen zien. Omtrent de eeuwwisseling volgde zijn privaatdocentschap voor de Friese taal- en letterkunde te Utrecht. Daarnaast bleef hij te Zwolle als leraar werkzaam. Buitenrust Hettema was de enige Nederlander die bijdragen heeft geleverd (o.a. over de oude Friese wetten) aan het Duits-Vlaamse tijdschriftGermania (1898-1905) van Reismann-Grone en von Ziegesar. Eveneens leverde hij enkele pennevruchten aan de periodiek van de Verein für niederdeutsche Sprachforschung. In tal van andere binnen- en buitenlandse tijdschriften verschenen publikaties van zijn hand. In het begin van de twintigste eeuw is er sprake van geweest, dat hij hoogleraar zou worden aan de in Johannesburg op te richten Universiteit, maar door onbekende redenen is deze benoeming niet doorgegaan. Zijn gehele leven door toonde hij steeds warme belangstelling voor de 'delen van de Nederlandse stam', die onder 'bedreiging' leefden, nl. in Vlaams-België en Zuid-Afrika. In de Vlaamsche ontvoogdingsstrijd herkende hij analogieën met de Friese Beweging. In 1895 meldde hij zich als lid van het in dat jaar door de Vlaming Hippoliet Meert opgerichte Algemeen Nederlandsch Verbond (ANV), dat als doel had de versterking van saamhorigheidsgevoel en volkskracht bij alle delen van de Nederlandse stam. In 1898 smolt Meerts Verbond krachtens een uitspraak van het 24e Nederlands Congres te Dordrecht, samen met de Nederlandse zusterorganisatie van H.J. Kiewiet de Jonge. Buitenrust Hettema had enkele jaren zitting in het overkoepelende hoofdbestuur en eveneens in het groepsbestuur-Nederland. De laatste taak bleef hij vervullen tot 1917, toen hij zich liet bewegen een hoogleraarschap te aanvaarden aan de door het Duitse bezettingsbestuur vernederlandste Universiteit te Gent, met als leeropdracht geschiedenis der Nederlandse letterkunde en encyclopedie der Germaanse filologie. In verband daarmede verleende het gemeentebestuur van Zwolle hem buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging. Te Gent, waar hij met genoegen, doch slechts een jaar heeft gewerkt, trof hij o.a. als collega-vakgenoot Antoon Jacob, een even fervent voorstander van de spelling Kollewijn.

Buitenrust Hettema vertoefde toevallig in Nederland, toen de Gentse professoren, die - met de naderende ineenstorting van Duitsland voor ogen -wilden uitwijken, op de trein naar Nederland werden gezet. Spoedig daarna ontruimden de Duitsers Gent en was het met de Nederlandse Universiteit gedaan (tot 1930). Buitenrust Hettema keerde terug naar Zwolle en hernam er zijn leraarstaak. Nooit heeft hij spijt gehad van zijn 'Gents intermezzo'. Zijn hoop op een professoraat in het vaderland ging in rook op. Men schijnt hem verstaan te hebben gegeven, dat, gezien zijn 'Vlaams avontuur', niet op een leerstoel gerekend behoefde te worden. Hij voelde zich niet meer geheel op zijn plaats aan het Zwolse gymnasium en daarbij kwam dat zijn gezondheidstoestand zeer wankel was geworden. Medio 1919 nam hij ontslag als leraar, maar bleef het privaatdocentschap te Utrecht tot zijn dood vervullen. In de zomer van 1921 keerde hij ernstig ziek uit Friesland terug, op 6 oktober 1922 kwam het einde. Slechts weinige vrienden geleidden hem naar zijn laatste rustplaats in het familiegraf te Midlum bij Harlingen.

Bron: Biografisch Portaal van Nederland

Other stories