De bende van Jan Hut
Jan Hendriks “Hut” van der Wijk wordt geboren te Oudehorne in 1775, als zoon van Hendrik Jans van der Wijk en Janke Bartelds. Hij overlijdt op 28-jarige leeftijd op 5-2-1803 in Leeuwarden. Vermoedelijk is “Hut” een bijnaam voor Jan Hendriks, verwijzend naar de plaggenhut waarin hij woont, want in 1811 neemt deze familie de achternaam Van der Wijk aan. Jan trouwt op 29-10-1797 in Schurega met Geeske Matthijsses van der Wijk, geboren rond 1762 in Schurega. Zij is een dochter van Mathys Freerks en een onbekende vrouw. Geeske Matthijsses van der Wijk overlijdt op 6-4-1852 in Oudehorne.
De bende van Jan Hut actief en berecht
Er zitten vijf mannen in een gedeeltelijk ondergrondse plaggenhut in De Compagnie (onder Jubbega). Het zijn Jan Hut (van der Wijk), Alle Harmens, Matthijs Freerks (van der Wijk), Johannes Everts en Reinder Karstens. De hut heeft een geheime nooduitgang. “Het ontwerp van die loopgraaf lijkt afgekeken te zijn van de wilde konijnen.” De mannen bespreken met elkaar wat hun volgende inbraakklus zal zijn. Jan Hut, Matthijs Freerks, Johannes Everts en Alle Harmens gaan op 27 december 1802 via Nijeberkoop naar een huis "op Tronde" onder Elsloo. Dat huis wordt bewoond door de 70-jarige winkelier Sierdt Jans. De bende breekt daar in en steelt op zolder beddegoed en garen. Daar vertrekken ze vroegtijdig, omdat de bewoner gewekt wordt door het lawaai en heel hard begint te schreeuwen. De dieven zijn in de ochtend van 28 december 1802 weer terug in De Compagnie.
In de nacht van 29 op 30 december 1802 trekken Jan, Alle, Matthijs, Johannes en Reinder naar De Blesse, een buurtschap onder Blesdijke, waar ze rond middernacht arriveren bij de plaatselijke herberg aan de Heereweg. Daar overvallen ze de slapende herbergier en zijn vrouw: Otte Nicolaas Colé (Tresoar: Otte Nieklaas Calle) en Jacobje Engberts Dalsma. Het oudere echtpaar wordt zwaar mishandeld en vastgebonden aan handen en voeten. De dieven vertrekken met vijf zware zakken aan gestolen waar. In de ochtend van 30 december 1802 weet de 66-jarige Jacobje haar voeten los te wrikken. Ze strompelt naar de bakker Berend Gerrits, waar haar zoon Koene (uit een voorgaand huwelijk van Jacobje) werkt als knecht. Koene Luiten Pit, 29 jaar, is tevens exeteur (ook eksteur = gerechtsdienaar met opsporingsbevoegdheid). Hij organiseert meteen een dievenjacht. In de nacht van 30 december 1802 overlijdt zijn stiefvader, de herbergier Otte Nicolaas Colé, aan zijn verwondingen.
Op 31 december 1802 verdelen de dieven het geld en de sieraden in de hut van Johannes Meelis (= Johannes Meiles van Houten). Het toevallig passerende echtpaar Gosse Oenes Kort en Grietje Durks is echter rond 19.00 uur getuige van deze duistere praktijken. Grietje Durks, die ook in de Compagnie woont, kent alle namen van de dieven. Ze licht het slachtoffer Jacobje Engberts Dalsma in, die dit doorgeeft aan justitie. Op 4 januari 1803 worden drie dieven opgepakt: Jan Hut, Johannes Everts en Reinder Karstens. Ze worden overgebracht naar de gevangenis van Heerenveen. Johannes Everts, de (joodse?) “man met het lamme handje”, geboren te Bodegraven, weet echter te ontsnappen, omdat de beide bewakers zitten te slapen. Zo weet hij zijn straf te ontlopen. Hij is nooit meer terug gevonden.
De dan 28-jarige Jan Hut wordt overgebracht naar de gevangenis “Het Blokhuis” te Leeuwarden. Hij wordt door de rechters schuldig bevonden aan de inbraak te Elsloo en de roof-overval te De Blesse. Op 5 februari 1803 mag hij ’s morgens nog afscheid nemen van zijn vrouw Geeske Matthijsses van der Wijk, die ook opgesloten zit in het Blokhuis. Om 13.00 uur wordt hij op het Galgeveld te Leeuwarden opgehangen. Zijn handlangers Mathijs Freerks en Alle Harmens worden enige tijd later ook gearresteerd. Samen met de op 4 januari al gepakte dief Reinder Karstens ondergaan zij dezelfde straf als hun leider Jan Hut. Zij worden met zijn drieën op 22 februari 1803 opgehangen. De tipgevers Gosse Oenes Kort en zijn vrouw Grietje Durks ontvangen als beloning f 500,-. Dat geld is al heel snel op. Zij raken dan zelf ook op het dievenpad en komen in de gevangenis terecht.
He is married to Geeske Matthijsses van der Wijk.
They were married in church on October 29, 1797 at Schurega, Friesland, he was 22 years old.Source 4
Schoterland, huwelijken 1797
Vermelding: Bevestiging huwelijk op 29 oktober 1797 in Schurega
Man : Jan Hendriks afkomstig van Compagnie
Vrouw : Geeske Matijsses afkomstig van Compagnie
Gestandaardiseerde namen: JAN HENDRIKS en GEESKE MATTEUS
..... = naam of patroniem komt niet voor in de Thesaurus
Bron:
Collectie Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmatenboeken(DTBL)
Trouwregister Hervormde gemeente Hoornsterzwaag Jubbega Schurega Oudehorne
Nieuwehorne 1729-1811
Inventarisnr.: DTB 601
Op microfiche beschikbaar op de studiezaal van Tresoar
Child(ren):
Jan Hendriks "Hut"van der Wijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1797 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geeske Matthijsses van der Wijk |
Zijn eigen getuigenis voor de rechtbank te Heerenveen en Leeuwarden
" Jan Hut, een oude historie uit de naaste omgeving " van Frisius; Criminele Sententies van het Hof van Friesland (414 en 415-26-3-1803)
" Jan Hut, een oude historie uit de naaste omgeving " van Frisius
Trouwregister Hervormde gemeente Hoornsterzwaag, Jubbega, Schurega, Oude- en Nieuwehorne 1729-1811, DTB 601