Getuigen zijn Harmanus van Hartesveldt, 58 jaar, baardscheerder, wonende 'Baangragt bij de bloemstraat no 226' en Abraham Wouterson, 43 jaar, smidsknecht, wonende 'Bloemstraat no 20'.
Tijdstip: 12:00:00
Geboorteadres
Overlijdensadres
Het overlijden is ook aangegeven door Cornelis van der Mast, metselaarsknecht, oud 43 jaar, wonende te Zeist.
Tijdstip: 03:00:00
(1) He is married to Maria de Voijs.
Permission for the marriage has been obtained in Amsterdam on July 5, 1848 .
They got married on July 19, 1848 at Amsterdam , he was 33 years old.Source 9Getuigen zijn ook Jan van der Poll, zwager, 42 jaar, timmermansknecht; Michael van der Poll, 57 jaar, schoenmaker; Theodorus Smits, 59 jaar, smid. De naam van de vader van de bruid wordt geschreven als Lourens de Vois.
Child(ren):
The couple are divorced.
(2) He is married to Grietje Buijs.
They got married on June 12, 1872 at Amsterdam , he was 57 years old.Source 10
Getuigen zijn ook Egbert Olivier, oud 35 jaar, van beroep barbier; Henricus Gerardus Luekhoff, oud 73 jaar, van beroep schoenmaker; Franciscus Johannes Vos, oud 44 jaar, van beroep werkman. Grietje Buijs was weduwe van Klaas Voerman en Gerrit is weduwnaar van Maria de Voi(j)s.
Na het overlijden van zijn moeder in 1832 (zijn vader was al overleden 1826) wordt Gerrit samen met zijn jongere broer Hendrik op 24 januari 1832 opgenomen in het Diaconessen Weeshuis.
Gerrit wordt in 1834 gekeurd voor de Nationale Militie. Hij wordt voor één jaar afgekeurd, omdat hij te klein is. Iets wat niet bijzonder is in het gezin. Zijn broers Josephus (1804) en Gerhardus/Gerrit (1811) zijn blijvend voor de dienst afgekeurd, omdat zij te klein waren. Gerrit woont dan niet meer in het Diaconessen Weeshuis. In 1835 gaat hij onder dienst bij de Nationale Militie onder lichting 1835, nummer 4655, ingedeeld bij de 10 afd. Infanterie, nr. 24360, 2e klasse. In 1840 is hij nog steeds bij de Nationale Militie.
Gerrit wordt bij de keuring omschreven als:
Lengte: 1 el. 5 pm 9 dm 2 st (omgerekend 159,2 cm)
aangezigt: rond
Voorhoofd: rond
Ogen: blauw
Neus: oud
Mond: idem
Kin: rond
Haar: bruin
Wenbraauwen: idem
De formulieren van de Nationale Militie maakten deel uit van de zgn huwelijkse bijlagen. De formulieren werden opgemaakt ter gelegenheid van het voorgenomen huwelijk van Gerrit met Maria de Vois. Deze formulieren moesten eerst overlegd worden om aan te tonen dat aan de nationale verplichtingen was voldaan.
Op 4 mei 1842 wordt een notariële akte opgemaakt bij notaris Schoehuizen in Alkmaar. Bouke Houtman gaat met Gerrit Dijst een plaatsvervangingscontract aan voor zijn zoon Jan. Jan Houtman trouwt in maart 1842 en is geloot voor de Nationale Militie. Gerrit heeft zijn verplichte dienst bij de Nationale Militie vermoedelijk net afgesloten. Gerrit biedt aan de plaats van Jan Houtman over te nemen. In het plaatsvervangingscontract wordt dit vast gelegd. Gerrit krijgt van Bouke Houtman, nadat hij de verplichtingen voor de Nationale Militie voor zijn zoon heeft voldaan, een beloning van 350,- gulden.
Zijn eerste kind, Gerardus Jacobus (1841) wordt 7 jaar voor het huwelijk geboren en heeft bij de geboorte de achternaam van de moeder, de Voijs. Bij het huwelijk wordt het kind erkend en krijgt de achternaam Dijst.
Bij de geboorteaangifte van zijn 7 kinderen heeft Gerrit steeds opgegeven geen beroep te hebben.
Gerrit heeft het ook niet getroffen met de levensduur van zijn kinderen. Slechts 2 kinderen, een zoon (Gerardus Jacobus) en een dochter (Cornelis Maria Lamberta) blijven leven. De overige 5 overlijden in hun eerste levensjaren.
Bij zijn huwelijk met Maria de Voijs maakte Gerrit Dijst nog deel uit van de Nationale Militie. Hij krijgt toestemming van de legerleiding om te trouwen. Hoelang hij nog in het leger blijft is niet bekend. Tijdens zijn huwelijk gaat het kennelijk niet goed met Gerrit. Bij de geboorten van zijn kinderen geeft hij steeds op geen beroep te hebben. Dat het niet goed gaat blijkt uit de inschrijving in het register voor de De (t)Huiszittende armen. Wat is dat de De (t)Huiszittende armen
De (t)Huiszittende armen
De regenten van de Huiszittende Stadsarmen waren belast met de zorg voor de Amsterdamse armen die niet in een tehuis, maar in een eigen huis woonden. Deze armen werden ´s zomers en ´s winters bedeeld vanuit centrale uitdelingskantoren, de Huiszittenhuizen. De bedeling werd centraal geregistreerd in de ´inschrijfboeken van bedeelden´. In deze registers staan de namen en andere relevante gegevens van de mensen die bedeling ontvingen. De Huiszittenhuizen zijn de huizen van waaruit de bedeling aan 'huiszittende armen' plaatsvond. Deze vorm van armenzorg is ontstaan uit de armenzorg van de kerk en kwam in de 17de eeuw onder de hoede van het stadsbestuur. Er was zowel aan de Oude als aan de Nieuwe Zijde een Huiszittenhuis. In 1808 zijn de beide instellingen samengevoegd onder het bewind van de Regenten van de Huiszittende Stadsarmen. Een aanpassing van de Armenwet in 1870 betekende het einde van de Huiszittenhuizen en hun regenten. Bij raadsbesluit van 9 november 1870 werd de bedeling vanuit de Huiszittenhuizen opgeheven. In de zomer ontving men brood en in de winter brood en turf.
De inschrijving bestaat uit:
Kolom 1: Het nummer van de inschrijving.
Kolom 2: Gegevens over de ingeschrevene en zijn/haar partner. Daarnaast kunnen er aantekeningen in staan die de omvang van de bedeling beïnvloeden. In deze kolom kan ook het stopzetten van de bedeling om andere redenen vermeld zijn, bv. het overlijden van de ingeschrevene of het vertrek uit de stad.
Kolom 3: Gegevens over eventuele kinderen. Het betreft naam en geboortejaar. Als de kinderen overleden zijn, is hun naam doorgestreept. Daarvoor is geschreven dood
Kolom 4: Winterbedeling. Aangetekend is het jaar waarin bedeling is gegeven.
Kolom 5: Zomerbedeling. Aangetekend is weer het jaar waarin bedeling in de zomer is gegeven.
(Bron Gemeentearchief Amsterdam)
Gerrit Dijst krijgt al voor zijn huwelijk bijstand. Vanaf 1846 en later ook tijdens zijn huwelijk tot en met 1856 krijgt hij jaarlijks in de zomer brood en in de winter brood en turf voor zijn gezin. In 1856 wordt hem een extra brood toebedeeld. Daarna stopt de bedeling. Waarom is niet bekend.
Op zondag 11 juni 1871 omstreeks 18:00 uur is krijgt Gerrit in het café van de waardin C.W. Straatman in de Elandstraat FF 353 ruzie met de waardin. Hij beschuldigd haar van diefstal van een gouden horloge van een zeeman. Op straat gaat hij verder met zijn kwaadheid en slaat met zijn vuist de ruit van de toegangsdeur van het café stuk. Hij roept daarbij nog tegen de waardin: "Sodemieter hoer, ik krijg je nog wel." Gerrit wordt bij het vonnis 27 juli 19871 voor drie feiten veroordeeld; smaad, verbreking van een afsluitiing (vernieling) en belediging op de openbare weg gedaan. Zijn straf is drie maal één dag gevangenisstraf en drie maal f. 8,-- boete.
Gerrit Dijst | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1848 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria de Voijs | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1872 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grietje Buijs |