Doop 15.08.1657 “Jacob, soone van Gerrit Banninck ende Jutte El. Getuigen Joannes Tichlerus past., Hendrick toe Olthof ende Aeltien Schipbeecke.
Lidmaat Jacob Bannink, 00-00-1695 Inschrijfdatum: 00-00-1695 nschrijfplaats: Gelselaar Kerkelijke gemeente: Gelselaar Lidmaat of gevormde: Jacob Bannink
Toegangsnummer: 0176 Inventarisnummer: 343.2 Pagina: 157 Volgnummer op pagina: 16
Lidmaat Jacob Bannink, 27-03-1728 Inschrijfdatum: 27-03-1728 nschrijfplaats:
Lochem Kerkelijke gemeente: Lochem Lidmaat of gevormde: Jacob Bannink
Toegangsnummer: 0176 Inventarisnummer: 1075.3 Pagina: 260 Volgnummer p pagina: 14
Vermelding Jacob Banninck, 30-12-1706 Datum vermelding: 30-12-1706 Plaats ermelding: Gelselaar Kerkelijke gemeente: Gelselaar Vermeld in andersoortige tekst: Jacob Banninck Toegangsnummer: 0176 Inventarisnummer: 343 Pagina:
107 Volgnummer op pagina: 3 [GB aanstelling als ouderling]
† Gelselaar 18.05.1743 (86) en 20 dijto begraven. Overledene: Jacob Bannink Kerkelijke gemeente: Gelselaar Begraven te: Gelselaar
He is married to Engeltien Hoickinck.
They got married on November 16, 1681 at Gelselaar, he was 24 years old.Source 5
Anno 1676 in festo Pachatos. Dese navolgende personen sijn na 3 wettelijcke sondaeghs proclamatien in den houlijken staet bevestigt. 16.00.1681 Jacob Banninck S. van w. Gerrijt Banninck, en Engeltien Hoijckinck d.v.Wijchert Hoijckingk alhier. Copulati den 16 ....[GB gelet op volgorde register zou datum trouwen kunnen zijn 16 nov 1681]
Child(ren):
In 1704 worden Jacob en “Engele* uxor van J. Bannink” als ledematen van die gemeente (de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Gelselaar) genoteerd.
Jacob wordt in 1687 provisoor van de NG gemeente Gelselaar. [uitleg provisoor. Modern lemma: provisor znw. m. Van lat. provisorem; vgl. pastoor, rectoor, prioor (priore) e. a.
Benaming van eene geestelijke waardigheid, groot-vicaris of vicarisgeneraal. Vgl. Duc. “provisor episcopi, qui ejus vices gerit, nostris Grand-Vicaire”. Kil. provisoor, censor ecclesiasticus, proëpiscopus.]
Nederduits Gereformeerde Gemeente GELSELAAR "De Jaer Reeckeningen van de Provisooren der Armen tot Gelselaer" - 1651-1703
Anno 1687 den 2 febr En is den selven dito den armen post geopent enz, enz ………en de 51 gl. zijn gelangt in handen van de tegenwoordige provisoor Jan Israels en is doemaels in plaetse van de afgaende provisoor Willem Stokkinck gecoren Jacob Banninck. [GB Genealogiedomein.nl/gelselaar/Varia/jaarrekeningen der armen 1651-1703. Jacob was zeker tot 1691 provisoor.]
Den 18 febr. 1689 zijn oock de armen bussen geopent ten huijse van de pastoor, en Weerds Berent ende Roelof Haever, in de pastors bevonden 1 gl. 2 st., in de Weerts Berents 14 stuijver -5 doiten, in de Roelef Haevers eenen gulden, dico 1 gl., waer van datelijck an Beerentien Koenderincx voor anderhalf schepel rogge is gelangt 22 stuijv. 4 doiten door dien 't daer seer nodig van doen was, blijft daer dan van overig eenen guld.-14 st.-1 doit, welcke Jacob Banninck heeft ontfangen.
Item Jacob Banninck wegens de vercopingh van 't holt in den Pierick van de Geestelijcke Rentmr. Worm ontfangen -3 gulden-2 stuijver, noch van voorsz. Rentmr. an armen oorties wegens verpachtinge ontvangen -vijf gl., dico 5 gl. Den 22 decemb. is in præsentie van den pastor, die custos, Jacob Banninck, Engbert Rengerinck, Jan Israels ende Willem Stockkinck, den armen post los gedaen en daer uijt genomen die somma van drie en twintig Car. gulden, deshalven datter geen voorraet meer en was om die armen te onderholden. Dit heeft Jacob ontfangen.
1691 den 24 Febr. heeft de provisoor Jacob Banninck sijn reckeninge gedaen in tegenwoordigheijt der gemeente van de jaren 1689 en 1690 en is den ontfang bevonden 160 gl. vier stuijver vier doite, daer en tegens die uijtgaeve 144 guldens negen stuijver vier doite. Die uijtgave van den ontfangh afgetrocken zijnde blijft overig sestien guld. vier stuijver, welck de aengaende provisoor Engbert Rengerinck heeft ontfangen en is doemaels den armen post gheopent en daer uijt genomen twintigh gulden aen silver gelt en vijf gulden aen doiten, welcke voorn. Rengerinck oock heeft ontfangen en is doemaels Jacob Banninck voor sijnen getrouwen dienst bedanckt en in sijn plaets vercoren Berent Coninghs en heeft doemaels Jacob Banninck oock overgegeven dese volgende restanten.
Het Markeboek van Gelselaar, 1674-1788 pg Transcriptie en bewerking: Bennie te Vaarwerk
[GB Jacob ondertekent met anderen een brief aan de Heer van Borculo, om fondsen te verkrijgen voor het herstel van de kerk in Gelselaar]
Genadigsten Heer,
Geeft op het ootmoedigste ende met het onderdaenigste respect te kennen, de gemeente tot Gelselaer, hoedat die garfkamer aldaar nu eenige jaaren heel vervallen heeft gelegen, welck verval van tijt tot tijt groter staat te worden so daer geen hand aen gehouden werde, terwijl dieselve geheel ende dackloos is, sodat muiren, [28] hout en wat daer nog overig is, open leyt voor regen ende wint, waardoor ook al een gedeelte vervuylt ende bedorven is, en welcke verderf selfs doortreckt tot om de muiren van de kercke, sodat deselve so blijvende liggen, tot ontcieringe van onse kercke in het kort geheel en al in duygen staat te vallen en tot een puynhoop te worden, en wij evenswel geerne souden sien ende daarna hertelijk
verlangen, dat deselve weer mag herbout en gerepareert worden, opdat ons kerkgebou, dat het grootste niet en is, door sulken verval niet langer mogt ontciert en verkleent worden, en wij ook selfs een goet gebruyk en dienst daarvon connen hebben. Soo is het dan, dat wij die vrijmoedigheit nemen omme met alle onderdanig respect van uw h.gr. extie ootmoedelijk te versoecken, dat het uw hooghgr. extie belyven mogte om ons genadelick te consenteren den herbouw van dese kerkkamer, ende tot dien einde die tijtlike kerkmeesters te ordonneren ende belasten dat sij ten eersten die hand aen dit werck mogten slaen, die nootwendige middelen te doen samenbrengen en die werklieden bestellen, opdat dit ons soo lang
gewenst werck eens mogte voltrocken worden. Versoekende dan op het alderootmoedigste, dat sijn h.gr. extie Ons tot bevorderinge van dit werck een genadig en favorabel apostil sal believen te verlenen in margine deses. Actum Gelselaer, den 24 junii 1710.
’t Welck doende. Onderstont met verscheiden handen:
Joh. Spancker, eelld. Jan ten Bouhuis, kerkmeester Henr. Stockinck, kerkmr.Jan ten Broekhuis Harmen te Bienshorst [29] Berent Tecklenborg Jacob Banninck Coert Stockinck Jan Wibbke [?] Geert Rengerink