Doopgetuige: Trijntje Jacobs
Hij is overleden in huis nr. 222 om 00.30u; aangifte overl op 16 mrt 1812 door Mees Disper, 48 jaar, sjouwerman, neef van de overledene en Jan Jansz Nieuwenhuizen, 34 jaar, werkman, buurman van de overledene; beiden wonende in Den Burg
Er ist verheiratet mit Rensje Cornelis Disper.
Die Eheerklärung wurde am 4. Juli 1798 zu Texel gegeben.Quelle 2
Sie haben geheiratet im Jahr 1798 in Texel.Kind(er):
In Den Burg kon men met oude spullen terecht bij Cornelis Sijbrandsz Kok op de Stenenplaats. Hij was hoofdzakelijk koopman in groenten, maar accepteerde als dat zo te pas kwam alles wat met winst kon worden verhandeld. Bij hem dook het houten bakje op, dat in 1800 door de nachtroeper Dirk Jansz Spreeuw was gestolen bij Sietse Hoekstra, de doopsgezinde vermaner. Ook kocht hij in 1810 de gestolen partij lood, die Cornelis Klaasz Duijnker op het land van Jacob Dijksen bij De Waal had opgeraapt, waar het naar zijn zeggen door 2 mannen was weggeworpen (Duijnker moest hiervoor 14 dagen zitten).
Later in dat jaar sneed Kok zich lelijk in de vingers.
Op zolder bij Jacob van Heerwaarden, Kogerstraat 120, waren 3 soldaten ingekwartierd, samen met de wol- een riskante combinatie. Na het vertrek van de militairen naar Den Hoorn werd Van Heerwaarden door zijn buurman attent gemaakt op plukken wol aan en onder het zolderraam. Verontrust spoedde hij zich naar boven en ja hoor, van de 39 vachten waren er nog maar 36 over.
Naar aanleiding hiervan besloot ook zijn zwager Hendrik Zijm, die 2 soldaten in huis had gehad, de wolvoorraad te controleren. Dadelijk al kwam hij tot de ontdekking dat men de onbeschaamde vuijligheid had gehad in dezelve opgevagte wol zijn bevoeg te doen. Bij zorgvuldige telling werden 2 van de 182 vachten vermist.
Cornelis Pietersz Dijksen gaf een nuttige aanwijzing voor de oplossing van het misdrijf. Toen hij op 22 augustus 's avonds om een uur of 11 op de hoek van de Stenenplaats en de Hogerstraat stond, zag hij enige militairen uit de Kogerstraat komen en in het huis van Cornelis Sijbrandsz Kok verdwijnen. Bij een huiszoeking door president-schepen Jan Ran en schepen Hendrik Bruijn kwamen de gestolen vachten tevoorschijn. De soldaten, afkomstig uit Dordrecht, Leiden, Amsterdam en Bergen op Zoom, werden door hun commandant gearresteerd en aan de schout overgeleverd.
Kok kon maar weinig ter verontschuldiging aanvoeren. Soldaten houden geen schapen, de wol kon dus eigenlijk alleen van diefstal afkomstig zijn. Bovendien hadden zij zich bij hem vervoegd na het slaan der taptoe, toen er geen militairen buiten hun kwartieren mochten zijn. De gestruikelde opkoper gaf zich daarom over aan de barmhartigheid zijner rechters, in de hoop dat zij ter wille van zijn vrouw en zijn 5- bijna 6- onnozele kinderen, geheel van zijn broodwinning afhankelijk, nog enigszins genadig over hem mochten denken.
Met geseling en 1 jaar verbanning geloofden de schepenen genade genoeg te geven. Dit vonnis werd geveld op grond van de bepalingen van het Nieuwe Criminele Wetboek van het inmiddels alweer voormalige koninkrijk Holland, en uitgesproken in Naam des Keizers, zijne keizerlijke hoogheid Napoleon Bonaparte, keizer van Frankrijk, keizer ook over het met de rest van Nederland daarbij ingelijfde Texel.
Bron: Irene Maas
---
Uit Den Burg 1622-1830 van Thijs en Miriam Klaassen.
B288? (kad 51) Huis en erf bij Groene Plaats
1796 - 1808 Zoon Cornelis Sijbrands Kok kocht voor f 100,- het huis van zijn moeder. Hij verkocht het huis in 1808 voor f 110,- aan Johannes Altink.
B276 (kad 20) Kamer Groene Plaats
Een van de negen kamers (later 'het Raaksje' genoemd) die oorspronkelijk bij het huis B281 (kad 28, 29 en 22) hoorden.
1797 - 1804 De weduwe van Jacobus Verberne verkocht deze kamer voor f 35,- aan Cornelis Sijbrands Kok.
In 1804 was de kamer voor ruim 2 gulden per jaar verhuurd aan Dirk Dirks Kok de oude. Deze huurovereenkomst gold voor zijn hele leven. Toen hij op 20 Apr 1809 overleed. liet hij nauwelijks iets na. Zijn kinderen verwierpen dan ook zijn boedel.
B279A? (kad 24) Kamer/pakhuis Groene Plaats
Een van de negen kamers (later 'het Raaksje' genoemd) die oorspronkelijk bij het huis B281 (kad 28, 29 en 22) hoorden.
1799 - 1801 Voor f 50,- werd Cornelis Sijbrands Kok de eigenaar.
B314? (kad 254) Huis, schuur en erf Warmoesstraat (achterste deel)
Het achterste deel van het huis (zie B313) werd vanaf 1737 apart verkocht en kreeg in 1800 waarschijnlijk het huisnummer B314. Het is rond 1815 gesloopt.
1805 - Voor f 60,- kocht Cornelis Sijbrands Kok het achterhuis. Hij is de laatste eigenaar die bekend is.
In 1815 was sprake van 'het erf van het vervallen huis va Albert Ran'.
B232 (kad 87) Huis hoek Stenen Plaats/Binnenburg
Bij sommige verkopen werd vermeld dat het om een huis met een erf ging, maar dit is waarschijlijk een vergissing. Voor een erf was op deze hoek namelijk geen plaats.
1805 - kad Cornelis Sijbrands Kok bezet het huis tot zijn dood.
De kruitdamp in Leiden op 12 januari 1807 maakte grote indruk. Ook op Texel. Zoals wel vaker bij een ramp ging de municipaliteit ook opeens nadenken over de situatie op Texel mbt kruit. Ze inventariseerden waar zoals kruit te vinden was op het eiland en kwamen oa bij Cornelis Sijbrands Kok uit. Hij verkocht buskruit en had 20 pond in huis in een vaatje met drie ijzeren banden. Het stond in een gesloten kist op zolder
Zijn weduwe Rensje Disper bewoonde het huis nog in 1830.
B228 (kad 91) Huis (en erf) Weverstraat
Het lijkt erop dat dit huis tussen 1717 en 1724 werd gebouwd op een smal stuk grond. Het was dan ook niet al te groot.
1806 - kad Cornelis Kalis verkocht het huis voor f 70,- aan Cornelis Sijbrands Kok, die het tot zijn dood behield. Bij de invoering van het kadaster was zijn weduwe Rensje Disper de eigenares. Zij woonde een paar huizen verderop in B232 (kad 87).
---
Notaris Jan Star 1810
17: 13-9-1810 procuratie Cornelis Sijbrandsz Kok [machtigde] Cornelis Kikkert en Geert Michielsz
Cornelis Sijbrandsz Kok | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1798 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rensje Cornelis Disper |