JACOB DERX BROEKHUIS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
± 1698 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TEUNISJE CORNELISSEN |
Hij is getrouwd met TEUNISJE CORNELISSEN.
Zij zijn getrouwd rond 1698.
Kind(eren):
Jacob was in 1724 pachter van het goed Praestinc (De Praebstens-erve behoorde vanouds toe aan de proosdy van Lebuinus te Deventer) in de Lierdermark te Beekbergen. Dit blijkt uit het boek van R.Hardonk (Koornmullenaers, Pampiermaeckers en Coperslaghers van Apeldoorn, Beekbergen en Loenen), waarin over het volgende wordt verhaald;
Praestinc is een herengoed in het buurtschap Lieren bij Apeldoorn. Groot de saelwehr: 1 schepel gesays, 5 mud in den Lierderenck en 2 mrg. in Beekbergen hooylandt.(bron: HG 723)
Evert Tulleken had op 29-11-1715 inv. en opr. gekregen van Praestinc als erfgenaam van zijn grootouders Bastiaan Otten en Willemken Thonissen. Op 14-6-1724 vindt een approbatie van 2 verpandingen plaats, een gedeelte van het goed aan Ds. Lubbertus Coopsen, predikant te Beekbergen en een ander deel tbv Teunis Reijnders. Blijkbaar waren er betalings moeilijkheden.
Want ruim 3 weken later, op de 5e juli van het jaar 1724 liet de Apeldoornse Schout, ten verzoeke van Nicolaas Vorsters, koopman te Arnhem, beslag laat leggen op het derde part van 2 papiermolens in Beekbergen: het erf en goed Praestinc, waarvan dan JACOB DERKSEN BROEKHUYS pachter was en op alle ongerede goederen van Everhard Tulleken in het ambt Apeldoorn, om "daer te verhalen een bedrag van 334 gulden en 1 stuver" wegens in 1722 geleverde en niet betaalde lompen. Praestinc is een Goed onder Beerkbergen, evenals de Tullekenmolen. De Tullekenmolen werd gevoed door het water van de molenbeek. Deze voorzag ook de Ruitermolen en de zeer oude Gasthuismolen van waterkracht. Beekbergen kent verschillende omliggende buurtschappen, zoals: Engeland, Lieren, Oosterhuizen en Amerika. Met name Engeland was heel oud, maar van een dichte bewoning is nooit sprake geweest. Grenzend aan het dorp bij de "enken", stond een grote oude boerderij die tevens herberg was en die bekend stond onder de naam Het Rode Hert. Jacobs dochter, Maria, overleed in 1738 als vrouw van de boer bij het Hert.
Engeland ontleende zijn naam aan het Engelanderholt. Dit Engelanderholt is een zeer oude plaats waar recht werd gesproken. Er werd hierover reeds geschreven in 1227 en er bestaat zelfs een uitgebreide geschiedenis over met talrijke publikaties.
Ook ontleend het gebied zijn bekendheid aan het feit dat er talrijke sprengen zijn (dit zijn gegraven waterputten, die de molenbeken van water voorzagen).
Later kwamen er in dit gebied ook boerderijtjes, doordat men in staat was de heidevelden te ontginnen. Oude woonerven zijn nog herkenbaar in Lieren en Oosterhuizen. In groepjes staan daar de Saksische hoeven met hun lage zijgevels, hun grote daken en aan voor- en achtergevel de wolfskap.
Zij zijn bijna allen met de stalzijde naar de weg gekeerd.
Lieren en Oosterhuizen zijn eveneens zeer oud, want reeds in 1295 was daar al een korenmolen, welke eigendom was van de Gelderse Graven. De boeren waren ertoe verplicht hun koren daar te laten malen en de molen heette dan ook een Dwangmolen.
De Tullekenmolen (zie afbeelding) was oorspronkelijk een Volmolen (dat is een molen voor het vervilten van wollen en linnen stoffen t.b.v. de papiermakerij) in het bezit van de huismeesters van het Arnhems St.Pieter Gasthuis.
Omstreeks 1600 zette de toenmalige pachter, Marten Orges, hem om in een papiermolen. Enkele latere pachters waren; Bastiaan Otten, Willem Tulleken, Reynder Luytjes (1742), Krepel en Dijkhuizen (1796), Braakman, Marten van Delden en Daan Dijkgraaf. De laatste papiermaker was ene Palm (1904), daarna werd de molen omgebouwd tot wasserij.
In de eerste helft van de 19e eeuw brandden de beiden Tullekenmolens af. Een ervan werd weer opgebouwd. De molen was een z.g. bovenslagmolen met een raddiameter van 2.50 M en een schoepbreedte van 2.00 Meter. Het verval was 2.70 Meter.
Op de afbeelding zien we de Tullekenmolen zoals hij eruit zag in 1936. Het huidige hoofdgebouw (in 1986 een tuincentrum) is niet het oorspronkelijke. Aan de achterzijde kan men nog wel de resten van het oude waterrad zien.